29 December 2009

Decemberdagen


In het lome niemandsland tussen het opgloeien voor en tijdens Kerstmis en de keiharde Rutsch in het nieuwe jaar dat leeg voor me ligt uitgestrekt, tussen overdadig gevulde tafels en lege koelkasten, tussen pakjes kopen, uitpakken en ze aan de kant schuiven, komt er lamheid opzetten. Even niet meer leuk hoeven doen en nog niet de kracht hoeven te ballen voor het nieuwe jaar. Alle weerstand even weg.
Dus zit ik vanavond weer voor het haardvuur na een diner van gekookt ei, wat hompen brood en een halve sinaasappel. Terwijl ik eigenlijk was uitgenodigd door vrienden een dorp verderop, waar de goede wijn altijd rijkelijk vloeit en er bijzonder eten op tafel komt. Maar ik weigerde; niet vriendelijk, want ik kon niet zo goed besluiten. Aannemen of afslaan? Wordt het leuk of niet? Ik was een beetje etentjesmoe. En er komt tegenwoordig een hindernis bovendrijven.
Ik weet niet of je, schaarse lezer van deze blog, hebt wat zo sjiek "buitenlandervaring" heet. Mensen scheppen erover op. Het zou verrijken, horizonverbreden, je CV pimpen. Goed en wel, maar ik kamp eventjes met de negatieve kanten ervan. Ik 'doe' het nu voor de tweede keer, me inleven in een nieuwe cultuur en taal en sociale omgang en al dergelijke zaken. De eerste keer fris, expres naief, liet ik het op me af komen. De taal ging aardig na een tijdje en als kroon op deze verrijking kwam de relativerende opmerking van een vreemde: "je spreekt wel goed Nederlands voor een Duitse". Hop, weg daar, biezen gepakt, nieuw land.
Deze keer wist ik het allemaal. Dat ik ontzettend verlegen ben met het leren van een nieuwe taal (waarom heb ik nog steeds niet doorgrond, taalgevoel heb ik heus wel). Dat het járen duurt voor je dingen in overzichtelijke categorieen hebt ondergebracht (loop maar eens een boekwinkel in in het buitenland: wat zijn de goede uitgevers? Welke auteurs worden de hemel ingeprezen maar zijn eigenlijk beschamend slecht? Wat behoort tot het canon? Wat is slechts een eendagsvlieg?) en een eigen infrastructuur hebt opgebouwd (Waar koop je onderbroeken? Hoe kom je van A naar B als je misschien C ook nog wilt aandoen?). Dat het erg lang duurt voor je de media hebt doorgrond (Wat zijn de namen die je moet kennen? Wie is toch die meneer X die telkens weer wordt genoemd? Wie heeft er een respectabele staat van dienst en wie is een schurk?). Dat die rare zinnen die je vrienden soms uitslaan eigenlijk citaten uit films zijn waarmee zij zijn opgegroeid maar jij niet en je een stom figuur slaat als je er op letterlijke wijze op reageert.

Niet makkelijk, hoor, een weg in de wirwar vinden, te moeten leren, categoriseren, onderbrengen, om iets van je omgeving te snappen. En dus geef ik het soms maar op, op deze slappe dagen. Die etentjes, het is allemaal gezellig, en mensen vinden me aardig, maar ik verveel mezelf dood. Mezélf, niet anderen. Koningin van de small talk was ik al nooit - ik observeer liever. Sociale vlinder, nou nee. Ik doe mijn best en het gaat best aardig, in het Nederlands, Engels en ook Duits. Maar etentjes in het Italiaans nekken me.


Italianen houden van etentjes, ze houden ervan nieuwe mensen te betrekken bij hun etentjes en ze houden van zo veel mogelijk monden rond de tafel. Dat betekent dus: als nieuw persoon word je graag uitgenodigd, en des te meer omdat ik mijn naam als dessert-maker intussen heb gemaakt. (Ook trouwens nog nadat ik zelfgemaakte taaitaai had meegebracht. Het brak bijkans tanden, maar de complimenten waren niet van de lucht.) Die monden staan nooit stil, lijkt het. Er zijn altijd meerdere gesprekken aan de gang, van de hak op de tak en met veel onderbrekingen gaat het van gesprek A naar gesprek B en C er nog even tussendoor, dit alles gelardeerd met mondvulling. Met volle mond praten vinden ze echt niet erg. En tussen al die bewegende monden beweegt de mijne alleen om er happen heerlijks in te doen. De oren doen het werk. Proberen uit de kakofonie een hopeloos geheel te maken. Willen gesprekken volgen die geen lijn volgen. Raken de draad kwijt als over de betekenis van een enkel woord wordt nagedacht. En dan nog die wijn, die over alles een lekker ontspannen sausje gooit waardoor de hersenen in ruststand gaan en de gesprekken wat gezoem worden. Dan leun ik achterover en kijk een beetje toe.
Ik doe af en toe wel verlegen pogingen tot gestamel, maar ik kom nooit snel genoeg op gang en voel een zekere meewarigheid in de ogen die me ineens állemaal aankijken. Om zich na drie woordjes van mijn kant weer op de overige gesprekspartners te richten. Niet kwaad bedoeld, hoor. Laatst probeerde ik me in een discussie te mengen. Discussies zijn echt de vijand van de taalverwerver. Je hebt een onderbouwde mening over iets maar mag die met vijf woorden gaan uitleggen. Kan het nog frustrerender? (Ik was ook heel blij toen ik in Duitsland notabene mijn brood ging verdienen met discussieren.)
Ik leun dus achterover en laat de wijn zijn werk doen. Knabbel nog wat aan mijn dessert. Wieg een beetje heen en weer. En dan komt de verveling. En de vragen. Ja, ik kan lief lachen en geinteresseerd kijken, maar wat zouden mensen van me denken als ik eens echt mijn bakkes opentrek en mijn mening geef? Of een monoloog te berde breng die heel saai gevonden wordt?

Ik heb even genoeg geleund voorlopig. Weet dat dit alleen maar gezeur is en ík degene ben die het beter kan maken, door drempels te nemen en lef te hebben. Maar in deze suffe dagen even niet. Te veel gesprekken, teveel wijn, teveel lekkers. Dus zit ik thuis en schrijf met mijn eigen taal, waarin ik alles kan zeggen wat ik wil, deze blog. Lekker, schrijven.

Werd trouwens geheel onverwacht verblijd met dit kerstcadeau. Gaat vast helpen.



11 December 2009

Te veel en te weinig

Het is een dag waarop ik maar wat rondsurf, sollicitaties schrijf, ideeen bedenk en in het algemeen wacht op antwoorden en aanmoedigingen die nogal schaars zijn. Heb gisteren een stuk fictie geschreven - mijn eerste - en ben in mijn nopjes, tevreden, er vol van, kan ik het? (Antwoorden blijven dus nog even uit.)
Op deze dag belt mijn vader. "Je moet je specialiseren", zegt hij. Geloof ik, maar waarin? Voorlopig hanteer ik nog maar even de strategie van de vele pijlen, ook omdat ik dat zelf leuker vind. Ideeen genoeg, en daar begint het, vind ik zelf. "Misschien moet je over Rome schrijven, niet over Abruzzo." Hm. Misschien woon ik niet in Rome en misschien vind ik de dingen die in Abruzzo gebeuren wel interessanter op dit moment. Bovendien word ik een beetje ziek van het gedweep met Rome. Die stad schijnt schrijvers aan te zetten tot dwepen, zwelgen, oude dingen telkens weer van stal halen. Ik moet nog even mijn weg vinden om dat obstakel te kunnen omzeilen. Rome is vast ergens ook jong en doet nieuwe dingen, en ik ben hard op weg om die te ontdekken (over de recente boekenbeurs laat ik me heel binnenkort uit), maar het valt niet mee bovenop gebeurtenissen te zitten als je niet vaak in een stad bent. In de toekomst plan ik meer, en langere bezoeken. Ben laatst weer door Pigneto gestruind en dát bevalt me. Een stuk stad met een meer twintigste eeuwse geschiedenis (google Pigneto en Pasolini), en jonge mensen die erin leven.
"Misschien moet je over kunst gaan schrijven", zegt mijn vader, bekend beeldhouwer. "Je kunt over mijn werk schrijven. Het filosofisch interpreteren." KUNST? Interpreteren? Filosofisch? Wie had het over specialisatie? Ik schreef ooit eens over kunst, galeriebezoek, dit was het resultaat.
Het enige dat er in mijn leven als kunst speelt is: mijn vader is kunstenaar (dit klinkt nog steeds gek na opgegroeid te zijn met een vader die dat lange tijd niet was). Ik heb vijf jaar in Berlijn gewoond waar je om kunst niet heen komt. Die stad leeft ervan en vernissages zijn er een must omdat je je vrienden toch wilt steunen. Een enkel museumbezoek in Rome.
Wat ik ervan denk, van kunst, is nogal rudimentair op dit moment. Eerste mening: ik hou van realisme. Harde foto's, schrijnende video's, goede portretten, dieren in hun eigen omgeving. Met abstractie kan ik niet echt uit de voeten. Tweede, daarop aansluitende mening: ik ben allergisch voor performance art. Heel mijn leven word ik al ietwat triest van toneel, theater, clowns, overdreven acteren. Moeilijk uit te leggen. Performance art heeft mij van triestheid in gruwen gedreven. Krampachtig grenzen opzoeken. Met blauwe yoghurt besmeerd over galerievloeren kruipen, of, de allerlaatste schokkende mode, onder het uiten van Grote Woorden of Moeilijke Muziek jezelf of een ander laten bloeden, toetakelen, met nietjes lichaamsdelen aan elkaar sluiten, het liefst ook nog in bijzijn van je tweejarige zoon. Nee. Nee. Nee. Buiten is het ook mooi en gebeuren er ook spannende dingen, zoals de reactie van buren op galerie-openingen. Kunst van jonge spannende kunstenaars (niet ironisch bedoeld) en performance art schijnen tegenwoordig niet zonder elkaar te kunnen.

Dit bedoel ik. Met dank aan Luisa Lapupazza, en no hard feelings ;)

Dát is hoe ik het ervaar. Hekel aan krampachtigheid, dilettantisme, gewilde gewaagdheid, overdrevenheid, dwepen, zwelgen, jezelf te serieus nemen. Soms ook verwonderd en verrast, daar niet van.

Filosofisch interpreteren van kunst? Moet je dat kunnen als je een studie politieke en sociale filosofie hebt afgerond? Als je nog nooit met esthetiek in de klassieke zin in aanraking bent gekomen om vanzelfsprekende redenen? Als je wel eens een verhaaltje uit je pen schudt waaruit blijkt dat je over dingen na kan denken of ze in een interessant kader kan plaatsen in redelijke bewoordingen? Als je nog aan elke aanmoediging van buitenaf krampachtig vasthoudt en er dagen verguld mee bent? Dan lijkt die opgave iets te gewild, iets te krampachtig. Ik ga me er mee bezig houden. Het lijkt me ook wel wat om als absolute dilettant mijn krampachtige dwepende zwelgende woorden in een kunsttijdschrift te publiceren. Als luis in de pels. En nu mijn vader even terugbellen.


02 December 2009

Dieren in hokjes

Taxonomie, de wetenschap van het indelen. Linneaus was er nogal bedreven in, maar ik moet zeggen dat ik er deze dagen ook een handje van begin te krijgen. De eerste nieuwe categorie waarmee mijn brein op een goede dag in het bos op de proppen kwam (bij het fotograferen van deze muis en deze hazelmuis), maar die al decennialang stilletjes op de loer lag (ijkpunt: een dierenartsvinger met daaraan een bungelende hamster) was de categorie van de Nerveuze Kleine Zoogdieren. Die willen niet stilzitten en maken me licht kriebelig. Vaak zijn het kleine knaagdieren (muizen, hamsters) maar ook van die kleine hondjes met trekkende pootjes doen een gooi naar dit hokje.
De mooiste categorie, waar ik onlangs op stuitte, en die maar één lid heeft, is die van het Minzieke Wonderdier. De kat. Dankuwel, Midas Dekkers (ik stuitte erop in zijn boek De Vergankelijkheid).
Er zijn de Boerderijdieren. Die komen meestal in een set in kinderhandjes terecht, en de afzonderlijke leden van deze categorie worden vaak maar raar bekeken: 'waar zijn de anderen'? De koe, het paard, het varken en de kip, een onafscheidelijk kwartet. Een heel ander gevoel krijgen we bij de Verguisden. Die stoppen we het liefst weg maar raken er aan de andere kant niet over uitgepraat, creeeren mythe na mythe en verspreiden onware schokkende informatie. De wolf, de rat, de spin, allemaal moeten zij dit lot ondergaan, terwijl ze heus geen kwaad in de zin hebben. Ze doen nou eenmaal wat in hun aard zit en werden met hun vervaarlijke tanden, harige poten en kale staart geboren (of kropen ermee uit het ei natuurlijk). Nauw verwant zijn de Onverwachte Opduikers. Die mogen we ook niet zo graag. Een schorpioen op de muur, een mug in de nacht, een vos in een donker straatje, een hond op een landweggetje. Schrikken ervan doen we op z'n minst.
De Neutrale Dieren - we weten er niet veel over, ze laten ons met rust en andersom, die dieren leiden hun leventje zonder uitstervingsbedreiging, uitbuiting, jacht of liefde. Ik kom niet zo snel op een voorbeeld...Ach, belangrijker zijn de Uitermate Geliefde Dieren. Met de subcategorieen A. om te knuffelen B. om te eten C. om anderszins uit te buiten (truukjesdieren, rijdieren, vachtdieren). Aan deze dieren denken we het liefst.
Allemaal echter eindigen ze onherroepelijk in de allerbreedste categorie: de Dode Dieren. Met tranen begeleid naar de laatste rustplaats, juichend op het bord ontvangen, stilletjes langs de weg rottend, anoniem in het bos opgevreten wordend.

De Dode Dieren, ik denk er de laatste tijd veel over na. En vooral over dat inmiddels beroemde paard, dat nu geen paard meer genoemd kan worden eigenlijk, omdat vele magen het compleet verteerd hebben. En daar lag nu juist het probleem.
Het was onbekend hoe dat paard aan zijn einde was gekomen. Dood was het toen we het aantroffen, met een gat in de buik, een hap uit de kont, een versnaperd oog en bloed uit de mond. Geen duidelijke sporen van de doodsoorzaak. Wij toen te verbouwereerd door de wolf om er een foto van te maken.
Zodoende werd er pas de volgende dag, nadat talloze dieren zich tegoed hadden gedaan aan het verse vlees, fotografisch vastgelegd hoe dat beest er dood, dooier, doodst lag te wezen. Hier ben ik. (Sorry, waarschuwing: het is nogal ranzig, en ja, ik zie er bedenkelijk uit, maar het was koud...)

Wat later kwam de vraag maar al te zeer op: hoe kwam dat vermaledijde beest aan zijn end? Officiele instanties (het Nationale Park) waren ingeschakeld, en die wilden dat graag weten. Fotografisch materiaal werd opgestuurd en beoordeeld. Iets duidelijker werd, dat er waarschijnlijk ook een beer bij was geweest (te herkennen aan teruggeslagen huid van het karkas). De belangrijke vraag die in de lucht hing was echter: was het paard vergiftigd? Dat gebeurt namelijk nogal eens hier in de regio, en dát zou de dood van vele andere dieren betekenen. Niet alleen die ervan gegeten hebben, maar ook die weer van hén eten. Beren, wolven, vossen, vogels, muizen, verzin het maar. Geen antwoord op die vraag dus, de tijd heeft het ons geleerd. Er zijn geen andere gestorven dieren gevonden.

Om ook nog maar even op die wolf terug te komen (ik zou hem bijna heel melig stokwolfje gaan noemen): hoe moeilijk het is om zo'n beest te zien te krijgen toont onderstaande filmpje (ook ranzig). Drie maanden lang werden er dode schapen geregeld, voor hutjes gelegd, 's nachts hoopvol begluurd. Alles zonder vruchten af te werpen. Wolven schijnen hun omgeving bijzonder goed te kennen en te weten dat een bepaalde auto bij de herder hoort die elke dag zijn routine afwerkt. Komt er een andere auto met meer mensen, en ligt er ineens een schaap klaar, dan neemt hij de benen. En schaart zichzelf daarmee onder de Aanwezige, Maar Onzichtbare dieren. Daarvan zijn er heel veel en dat is maar goed ook.

De video dus. Ook ranzig, maar het internet heeft ons allen daarin toch wel gehard. Een dood schaap werd naar een hutje gesleept om er dus níet te worden opgepeuzeld door wolven. (Wel, niet door mensenogen gezien, eigenlijk.) De barre tocht van het schaap (hoor je de ribben tegen de stenen slaan?) deed mij ogenblikkelijk aan Cormac McCarthy's indrukwekkende, prachtige, keeldichtknijpende, geniale boek The Road denken (LEES HET!). Die leegte, de dood, hoop op iets goeds. En aldus.