Een week. De eerste week van het jaar. Een winterweek. Veel binnen gezeten, net als de rest van Europa. De sneeuwweek. Het komt m'n neus uit, en nu is het ook hier aangekomen. Het pleintje hield op met kletteren en smolt de zachtheid die erop neerdaalde. (Is er iets teleurstellender dan sneeuw die niet blijft liggen?) De wolken waarin de sneeuw kwam bedekken de bergen en geven mij iets van die Hollandse tweedimensionaliteit terug. Oh, een vlaag van nostalgie welt daarbij in mij op. Kijken tot je niet verder kunt zien. Een kennelijke metafoor voor het land. Ik mag die bergen wel, hoor. Kijk uit het raam terwijl ik tik en voel die wildernis. Ik weet wat er rondloopt, daarginds, en dat denkend maakt korte metten met die andere vlaag en maakt me sterk in het hier en nu.
'Wolf', het woord dat anderen niet meer van mij konden verdragen en 'sneeuw' het woord dat ik graag naar volgend jaar zou willen verbannen, als het weer spannend is.
Nog maar eens die wolven van stal halen dan. Ik moest ervoor bijlezen, stilzitten, de bergen inturen, me vermanen, vermannen, inhouden, verbijten.
Maandag belde National Geographic Italië. Woensdag moest ik een artikel af hebben.
Die stress van een heuse deadline, ik vind het prachtig. En maakte nog maar eens kennis met het verloop tot die deadline in mijn hoofd. Eerst: hoofd volproppen met informatie. Zuigen, zuigen, lezen, lezen. Alsmaar meer, teveel, onnodig. Dan: wachten. Komt het nog? Ik probeer het gewoon. Tik wat onsamenhangende onzin en schiet in de stress. Denk aan potentiële lezers, hoor andermans verwachtingen, mag het niet verkloten. Maar het lukt even niet, schrijven. Wanneer dan? Ik pak er nog een boek bij en duik het bed in. Vertrouw mezelf een maar beetje.
En: jahoor. Aan de ontbijttafel schieten de zinnen op het koffiebevlekte blaadje. Snel, opschrijven, ik volg mezelf niet meer! En de dag die voor me uitgestrekt ligt is er om die vodjes mooi bij elkaar te brengen. Aan het einde van de dag ben ik tevreden. Een waar artikel, een kop, een staart, eigen gedachten, korte citaten uit interviews, interessante feiten. Het wordt vertaald en gaat de e-mail in. Bier en pizza buitenshuis en glunderend.
Ach, het is voor het eerst, hè. En het is geen blog. Dus, wat gebeurt er? Een licht geraakte eindredactrice noemt het 'onzin'. Eigen gedachten mogen niet. (Ik volgde slechts het voorbeeld van de 'grote' NGM, wist ik veel. Niemand had mij ook maar iets verteld.) Al het moois wordt geschrapt en ik pleng een traan. Het verminkte artikel moet door mij bewerkt. Ik sputter, ik spartel, maar het moet toch. Nu belanden we in de categorie 'werk'. Voor de centjes. De volgende dag wordt het goedgekeurd. Geen spatje van mezelf vind ik terug. Wat citaten aan elkaar schrijven en met feiten opleuken, kan niet iedereen dat?
Zeuren mag ik niet van mezelf. Het is zo. Wil ik verdienen met schrijven, moet ik doen wat anderen willen. En hoop dat ik wat aanwijzingen krijg, volgende keer. Hopen mag ik wel. Dat ergens plaats is voor moois. Dat ik ergens zelf nog iets kan lezen waarvan ik leer. Dat een 'te moeilijk woord' niet wordt geschrapt maar wordt aangegrepen als kans om iets nieuws te leren. Dat foto's ook mooi kunnen zijn als het subject onscherp is, of door mist verhuld.
Het artikel wordt in februari geplaatst.
'Wolf', het woord dat anderen niet meer van mij konden verdragen en 'sneeuw' het woord dat ik graag naar volgend jaar zou willen verbannen, als het weer spannend is.
Nog maar eens die wolven van stal halen dan. Ik moest ervoor bijlezen, stilzitten, de bergen inturen, me vermanen, vermannen, inhouden, verbijten.
Maandag belde National Geographic Italië. Woensdag moest ik een artikel af hebben.
Die stress van een heuse deadline, ik vind het prachtig. En maakte nog maar eens kennis met het verloop tot die deadline in mijn hoofd. Eerst: hoofd volproppen met informatie. Zuigen, zuigen, lezen, lezen. Alsmaar meer, teveel, onnodig. Dan: wachten. Komt het nog? Ik probeer het gewoon. Tik wat onsamenhangende onzin en schiet in de stress. Denk aan potentiële lezers, hoor andermans verwachtingen, mag het niet verkloten. Maar het lukt even niet, schrijven. Wanneer dan? Ik pak er nog een boek bij en duik het bed in. Vertrouw mezelf een maar beetje.
En: jahoor. Aan de ontbijttafel schieten de zinnen op het koffiebevlekte blaadje. Snel, opschrijven, ik volg mezelf niet meer! En de dag die voor me uitgestrekt ligt is er om die vodjes mooi bij elkaar te brengen. Aan het einde van de dag ben ik tevreden. Een waar artikel, een kop, een staart, eigen gedachten, korte citaten uit interviews, interessante feiten. Het wordt vertaald en gaat de e-mail in. Bier en pizza buitenshuis en glunderend.
Ach, het is voor het eerst, hè. En het is geen blog. Dus, wat gebeurt er? Een licht geraakte eindredactrice noemt het 'onzin'. Eigen gedachten mogen niet. (Ik volgde slechts het voorbeeld van de 'grote' NGM, wist ik veel. Niemand had mij ook maar iets verteld.) Al het moois wordt geschrapt en ik pleng een traan. Het verminkte artikel moet door mij bewerkt. Ik sputter, ik spartel, maar het moet toch. Nu belanden we in de categorie 'werk'. Voor de centjes. De volgende dag wordt het goedgekeurd. Geen spatje van mezelf vind ik terug. Wat citaten aan elkaar schrijven en met feiten opleuken, kan niet iedereen dat?
Zeuren mag ik niet van mezelf. Het is zo. Wil ik verdienen met schrijven, moet ik doen wat anderen willen. En hoop dat ik wat aanwijzingen krijg, volgende keer. Hopen mag ik wel. Dat ergens plaats is voor moois. Dat ik ergens zelf nog iets kan lezen waarvan ik leer. Dat een 'te moeilijk woord' niet wordt geschrapt maar wordt aangegrepen als kans om iets nieuws te leren. Dat foto's ook mooi kunnen zijn als het subject onscherp is, of door mist verhuld.
Het artikel wordt in februari geplaatst.
No comments:
Post a Comment