Op weg naar het paardenlijk kunnen we niet vermoeden dat er een explosie van wildernis op ons wacht die ons met snel kloppende harten, tranen in de ogen en kriebels in de buik gaat achterlaten.
De auto schudt me zachtjes wakker, het is tenslotte nog vroeg en donker, en dromen doe ik niet meer. Verwachtingsvol realistisch, zo zou je mijn gemoed kunnen omschrijven. Wat kan er tenslotte gebeuren in een vrijwel verlaten gebied, waar een brok vers vlees ligt dat niet wil wegrotten maar verzwolgen wil worden door hongerige kaken en snavels, en waar ik geen twaalf uur ervoor Mijn Eerste Wolf-waarneming deed? Meestal niets, zo gaat de ervaring, die het 'maar misschien toch wel' van de verwachting overschaduwt, maar niet genoeg om op de tenen naar betreffende plek te sluipen waar het allemaal zou kunnen gaan gebeuren.
Ik vlij me in het natte gras op de helling die uitzicht biedt op het paard. Mag vanaf nu niet meer groots bewegen. Er is al wat meer licht aan de hemel, maar de vallei wordt door mist gedomineerd die het paard verhult.
De eerste waarneembare gestalte zit hoog op de helling tegenover me die helder tegen de hemel afsteekt. Het is een steenarend, een enorm silhouet met een volle buik. Kraaien en raven scheren over de arend heen. Terwijl ik de vogel bestudeer die ik nooit eerder zo dichtbij had gezien, voel ik een grote aanwezigheid op me afkomen. Horen doe ik het ook, en tenslotte kan ik zien wat er zo dreigend in de mist schuilging: een kudde koeien. Ze grazen onder me, rechts van me, achter me, en ik, op de heuvel gezeten, voel me zo klein als ik ben voor een koe. (Voor koeien ben ik met recht een beetje bang, ze kunnen op je af stormen en je hard schoppen of verpletteren.)
Gelukkig komen daar de volgende spelers in dit schouwspel door de lucht glijden. Vale gieren, en het zijn er veel. Eerst hangen ze aan hun enorme vleugels hoog in de lucht, waarbij alleen hun kop heen en weer gaat om met hun uitstékende ogen te kunnen bekijken wat er beneden gaande is. Dan worden de cirkels steeds kleiner en uiteindelijk landen ze op de helling tegenover me.
Eén koe komt te dichtbij en snuift. Dit is eng, maar ik mag niet opstaan om haar weg te jagen, omdat al het andere momenteel zo spannend is. Dan zwiep ik maar een beetje met mijn armen. De koe houdt het voor gezien en graast op een afstandje verder.
Het toneel en de spelers zijn opgesteld. De kudde koeien beweegt zich in een halve cirkel steeds dichter naar het paard toe (dat immers op hun doorgangsweg ligt). De gieren landen één voor één op de helling. Het paard is nu half omringd door zo'n zestig dieren, waarvan de helft rustig graast, de andere helft hongerig zijn blik op het paard richt. Ik bevind me nu buiten die kring en voel me gerechtvaardigd buitengesloten. Die dieren zijn gelukkig niet in mij geinteresseerd, maar doen wat ze elke dag doen. Eten zoeken, eten.
Lang tijd om deze wonderlijke situatie te overpeinzen heb ik niet. Er is een reden voor de omsingeling van het paard. Een reden dat de koeien nu niet verder grazen en dat de gieren alleen maar ineengedoken kíjken naar het paard. Dat er zoveel dieren en twee mensen voelen dat er iets aan de hand is.
De mist trekt nu langzaam weg, als theatergordijnen inderdaad, en nu kan ik het paard zien. En iets groots, grijs dat er aan trekt. Een wolf. Een Wolf. DE WOLF!
Nutteloos bombastisch gezwelg in grote woorden en metaforen is absoluut fehl am Platz. Ik kijk nu naar een dood paard, een wolf, 30 tot 40 gieren, een kudde koeien en een heleboel kraaien, raven en eksters. Die optelsom. Dit alles. Het is prachtig en ik weet dat mijn waarneming nu uiterst kwetsbaar is. Hoe lang blijft die wolf daar? Rent hij snel weg? Was dit het? Deze onzekerheden zuigen de eigen ogen waarmee ik alles aanschouw de verrekijker in.
Het is nog niet afgelopen. De wolf trekt aan het paard, zijn kaken scheuren stukken vlees van het kadaver, zijn kracht laat de paardenbenen schokken. Ik kan de wolf ook horen: zijn klappende, malende kaken. Het scheurende vlees. De wolf snuift van inspanning, schrokt de stukken vlees en gromt naar de gieren.
De koeien zijn intussen telkens een stukje dichterbij gekomen en tonen zich niet al te bang. Twee koeien stellen zich achter de wolf op en kijken met hun domme koeienogen op twee meter afstand naar de wolf en de andere koeien, wachtend tot het voorbij is en ze weer gewoon verder kunnen grazen zonder dat er een voor hen levensgevaarlijk dier in de weg staat.
De wolf draaft een paar keer om het paard heen. Zijn staart tussen de benen als hij de gieren nadert, op een afstandje van ze draait de staart dan weer een ontspannen rondje. Hij loopt een stukje over de weg en dan de helling hoog. Buigt zijn kop een paar keer in het gras om zijn snuit te poetsen. Kijkt een paar seconden uit over de vallei en likt met zijn tong nog wat bloed van de snuit. De gieren zijn nu als mallen op het paard gedoken en willen ervan eten. De wolf rent op ze af en ze fladder-lopen met hun onhandig grote vleugels snel weg. Weer loopt de wolf een stukje de weg op en dan een stukje naar boven. Maar nu onze kant op. Hij draaft op zijn dooie gemakje naar ons toe. Ik laat de verrekijker zakken en zie zijn dikke vacht in de wind wapperen. De karakteristieke snuit. De felle oranje ogen. De zwarte streep op zijn voorpoten. Op vijftig meter van mij vandaan drentelt een wolf en hem schijnt de aanwezigheid van twee mensen niet bijzonder te storen. Kijkt een paar keer onze kant op.
En verdwijnt dan in de mist. De wolf, die uit de mist tevoorschijn kwam er en weer in verdwijnt.
Epiloog: De gieren doken uiteraard op het paard zodra de wolf zijn hielen had gelicht. Er hing weer zware mist en het glimmende ochtendlicht maakte plaats voor een dreigende duisternis, passend bij deze scène. Talloze enorme aaseters die vochten om een stukje vlees. Brokken vlees die in het rond vlogen, vechtende vleugels, kale bebloede koppen. De gieren aten een goed half uur van het paard en waren toen zo volgevreten dat ze niet meer konden vliegen maar huppend de helling opklommen om boven de mist hun vleugels breed uitgespreid te laten drogen in de zon. Van de wolf geen (door mensen waarneembaar...) spoor meer, ook niet dezelfde avond en de volgende morgen. Wel vossen, de adelaar, en talloze kleinere vleesetende vogels. Het paard, vermoedelijk zaterdag of zondag gestorven, was dinsdagochtend op de botten na (die eten alleen lammergieren, die niet in Abruzzo leven maar er zullen worden geherintroduceerd) totaal verslonden.
Er zijn ook foto's gemaakt. Ze zijn heel mooi, bijzonder, maar helaas nog niet beschikbaar...
De auto schudt me zachtjes wakker, het is tenslotte nog vroeg en donker, en dromen doe ik niet meer. Verwachtingsvol realistisch, zo zou je mijn gemoed kunnen omschrijven. Wat kan er tenslotte gebeuren in een vrijwel verlaten gebied, waar een brok vers vlees ligt dat niet wil wegrotten maar verzwolgen wil worden door hongerige kaken en snavels, en waar ik geen twaalf uur ervoor Mijn Eerste Wolf-waarneming deed? Meestal niets, zo gaat de ervaring, die het 'maar misschien toch wel' van de verwachting overschaduwt, maar niet genoeg om op de tenen naar betreffende plek te sluipen waar het allemaal zou kunnen gaan gebeuren.
Ik vlij me in het natte gras op de helling die uitzicht biedt op het paard. Mag vanaf nu niet meer groots bewegen. Er is al wat meer licht aan de hemel, maar de vallei wordt door mist gedomineerd die het paard verhult.
De eerste waarneembare gestalte zit hoog op de helling tegenover me die helder tegen de hemel afsteekt. Het is een steenarend, een enorm silhouet met een volle buik. Kraaien en raven scheren over de arend heen. Terwijl ik de vogel bestudeer die ik nooit eerder zo dichtbij had gezien, voel ik een grote aanwezigheid op me afkomen. Horen doe ik het ook, en tenslotte kan ik zien wat er zo dreigend in de mist schuilging: een kudde koeien. Ze grazen onder me, rechts van me, achter me, en ik, op de heuvel gezeten, voel me zo klein als ik ben voor een koe. (Voor koeien ben ik met recht een beetje bang, ze kunnen op je af stormen en je hard schoppen of verpletteren.)
Gelukkig komen daar de volgende spelers in dit schouwspel door de lucht glijden. Vale gieren, en het zijn er veel. Eerst hangen ze aan hun enorme vleugels hoog in de lucht, waarbij alleen hun kop heen en weer gaat om met hun uitstékende ogen te kunnen bekijken wat er beneden gaande is. Dan worden de cirkels steeds kleiner en uiteindelijk landen ze op de helling tegenover me.
Eén koe komt te dichtbij en snuift. Dit is eng, maar ik mag niet opstaan om haar weg te jagen, omdat al het andere momenteel zo spannend is. Dan zwiep ik maar een beetje met mijn armen. De koe houdt het voor gezien en graast op een afstandje verder.
Het toneel en de spelers zijn opgesteld. De kudde koeien beweegt zich in een halve cirkel steeds dichter naar het paard toe (dat immers op hun doorgangsweg ligt). De gieren landen één voor één op de helling. Het paard is nu half omringd door zo'n zestig dieren, waarvan de helft rustig graast, de andere helft hongerig zijn blik op het paard richt. Ik bevind me nu buiten die kring en voel me gerechtvaardigd buitengesloten. Die dieren zijn gelukkig niet in mij geinteresseerd, maar doen wat ze elke dag doen. Eten zoeken, eten.
Lang tijd om deze wonderlijke situatie te overpeinzen heb ik niet. Er is een reden voor de omsingeling van het paard. Een reden dat de koeien nu niet verder grazen en dat de gieren alleen maar ineengedoken kíjken naar het paard. Dat er zoveel dieren en twee mensen voelen dat er iets aan de hand is.
De mist trekt nu langzaam weg, als theatergordijnen inderdaad, en nu kan ik het paard zien. En iets groots, grijs dat er aan trekt. Een wolf. Een Wolf. DE WOLF!
Nutteloos bombastisch gezwelg in grote woorden en metaforen is absoluut fehl am Platz. Ik kijk nu naar een dood paard, een wolf, 30 tot 40 gieren, een kudde koeien en een heleboel kraaien, raven en eksters. Die optelsom. Dit alles. Het is prachtig en ik weet dat mijn waarneming nu uiterst kwetsbaar is. Hoe lang blijft die wolf daar? Rent hij snel weg? Was dit het? Deze onzekerheden zuigen de eigen ogen waarmee ik alles aanschouw de verrekijker in.
Het is nog niet afgelopen. De wolf trekt aan het paard, zijn kaken scheuren stukken vlees van het kadaver, zijn kracht laat de paardenbenen schokken. Ik kan de wolf ook horen: zijn klappende, malende kaken. Het scheurende vlees. De wolf snuift van inspanning, schrokt de stukken vlees en gromt naar de gieren.
De koeien zijn intussen telkens een stukje dichterbij gekomen en tonen zich niet al te bang. Twee koeien stellen zich achter de wolf op en kijken met hun domme koeienogen op twee meter afstand naar de wolf en de andere koeien, wachtend tot het voorbij is en ze weer gewoon verder kunnen grazen zonder dat er een voor hen levensgevaarlijk dier in de weg staat.
De wolf draaft een paar keer om het paard heen. Zijn staart tussen de benen als hij de gieren nadert, op een afstandje van ze draait de staart dan weer een ontspannen rondje. Hij loopt een stukje over de weg en dan de helling hoog. Buigt zijn kop een paar keer in het gras om zijn snuit te poetsen. Kijkt een paar seconden uit over de vallei en likt met zijn tong nog wat bloed van de snuit. De gieren zijn nu als mallen op het paard gedoken en willen ervan eten. De wolf rent op ze af en ze fladder-lopen met hun onhandig grote vleugels snel weg. Weer loopt de wolf een stukje de weg op en dan een stukje naar boven. Maar nu onze kant op. Hij draaft op zijn dooie gemakje naar ons toe. Ik laat de verrekijker zakken en zie zijn dikke vacht in de wind wapperen. De karakteristieke snuit. De felle oranje ogen. De zwarte streep op zijn voorpoten. Op vijftig meter van mij vandaan drentelt een wolf en hem schijnt de aanwezigheid van twee mensen niet bijzonder te storen. Kijkt een paar keer onze kant op.
En verdwijnt dan in de mist. De wolf, die uit de mist tevoorschijn kwam er en weer in verdwijnt.
Epiloog: De gieren doken uiteraard op het paard zodra de wolf zijn hielen had gelicht. Er hing weer zware mist en het glimmende ochtendlicht maakte plaats voor een dreigende duisternis, passend bij deze scène. Talloze enorme aaseters die vochten om een stukje vlees. Brokken vlees die in het rond vlogen, vechtende vleugels, kale bebloede koppen. De gieren aten een goed half uur van het paard en waren toen zo volgevreten dat ze niet meer konden vliegen maar huppend de helling opklommen om boven de mist hun vleugels breed uitgespreid te laten drogen in de zon. Van de wolf geen (door mensen waarneembaar...) spoor meer, ook niet dezelfde avond en de volgende morgen. Wel vossen, de adelaar, en talloze kleinere vleesetende vogels. Het paard, vermoedelijk zaterdag of zondag gestorven, was dinsdagochtend op de botten na (die eten alleen lammergieren, die niet in Abruzzo leven maar er zullen worden geherintroduceerd) totaal verslonden.
Er zijn ook foto's gemaakt. Ze zijn heel mooi, bijzonder, maar helaas nog niet beschikbaar...