17 November 2009

Dood paard op het toneel

Op weg naar het paardenlijk kunnen we niet vermoeden dat er een explosie van wildernis op ons wacht die ons met snel kloppende harten, tranen in de ogen en kriebels in de buik gaat achterlaten.
De auto schudt me zachtjes wakker, het is tenslotte nog vroeg en donker, en dromen doe ik niet meer. Verwachtingsvol realistisch, zo zou je mijn gemoed kunnen omschrijven. Wat kan er tenslotte gebeuren in een vrijwel verlaten gebied, waar een brok vers vlees ligt dat niet wil wegrotten maar verzwolgen wil worden door hongerige kaken en snavels, en waar ik geen twaalf uur ervoor Mijn Eerste Wolf-waarneming deed? Meestal niets, zo gaat de ervaring, die het 'maar misschien toch wel' van de verwachting overschaduwt, maar niet genoeg om op de tenen naar betreffende plek te sluipen waar het allemaal zou kunnen gaan gebeuren.

Ik vlij me in het natte gras op de helling die uitzicht biedt op het paard. Mag vanaf nu niet meer groots bewegen. Er is al wat meer licht aan de hemel, maar de vallei wordt door mist gedomineerd die het paard verhult.
De eerste waarneembare gestalte zit hoog op de helling tegenover me die helder tegen de hemel afsteekt. Het is een steenarend, een enorm silhouet met een volle buik. Kraaien en raven scheren over de arend heen. Terwijl ik de vogel bestudeer die ik nooit eerder zo dichtbij had gezien, voel ik een grote aanwezigheid op me afkomen. Horen doe ik het ook, en tenslotte kan ik zien wat er zo dreigend in de mist schuilging: een kudde koeien. Ze grazen onder me, rechts van me, achter me, en ik, op de heuvel gezeten, voel me zo klein als ik ben voor een koe. (Voor koeien ben ik met recht een beetje bang, ze kunnen op je af stormen en je hard schoppen of verpletteren.)
Gelukkig komen daar de volgende spelers in dit schouwspel door de lucht glijden. Vale gieren, en het zijn er veel. Eerst hangen ze aan hun enorme vleugels hoog in de lucht, waarbij alleen hun kop heen en weer gaat om met hun uitstékende ogen te kunnen bekijken wat er beneden gaande is. Dan worden de cirkels steeds kleiner en uiteindelijk landen ze op de helling tegenover me.
Eén koe komt te dichtbij en snuift. Dit is eng, maar ik mag niet opstaan om haar weg te jagen, omdat al het andere momenteel zo spannend is. Dan zwiep ik maar een beetje met mijn armen. De koe houdt het voor gezien en graast op een afstandje verder.
Het toneel en de spelers zijn opgesteld. De kudde koeien beweegt zich in een halve cirkel steeds dichter naar het paard toe (dat immers op hun doorgangsweg ligt). De gieren landen één voor één op de helling. Het paard is nu half omringd door zo'n zestig dieren, waarvan de helft rustig graast, de andere helft hongerig zijn blik op het paard richt. Ik bevind me nu buiten die kring en voel me gerechtvaardigd buitengesloten. Die dieren zijn gelukkig niet in mij geinteresseerd, maar doen wat ze elke dag doen. Eten zoeken, eten.
Lang tijd om deze wonderlijke situatie te overpeinzen heb ik niet. Er is een reden voor de omsingeling van het paard. Een reden dat de koeien nu niet verder grazen en dat de gieren alleen maar ineengedoken kíjken naar het paard. Dat er zoveel dieren en twee mensen voelen dat er iets aan de hand is.
De mist trekt nu langzaam weg, als theatergordijnen inderdaad, en nu kan ik het paard zien. En iets groots, grijs dat er aan trekt. Een wolf. Een Wolf. DE WOLF!
Nutteloos bombastisch gezwelg in grote woorden en metaforen is absoluut fehl am Platz. Ik kijk nu naar een dood paard, een wolf, 30 tot 40 gieren, een kudde koeien en een heleboel kraaien, raven en eksters. Die optelsom. Dit alles. Het is prachtig en ik weet dat mijn waarneming nu uiterst kwetsbaar is. Hoe lang blijft die wolf daar? Rent hij snel weg? Was dit het? Deze onzekerheden zuigen de eigen ogen waarmee ik alles aanschouw de verrekijker in.
Het is nog niet afgelopen. De wolf trekt aan het paard, zijn kaken scheuren stukken vlees van het kadaver, zijn kracht laat de paardenbenen schokken. Ik kan de wolf ook horen: zijn klappende, malende kaken. Het scheurende vlees. De wolf snuift van inspanning, schrokt de stukken vlees en gromt naar de gieren.
De koeien zijn intussen telkens een stukje dichterbij gekomen en tonen zich niet al te bang. Twee koeien stellen zich achter de wolf op en kijken met hun domme koeienogen op twee meter afstand naar de wolf en de andere koeien, wachtend tot het voorbij is en ze weer gewoon verder kunnen grazen zonder dat er een voor hen levensgevaarlijk dier in de weg staat.
De wolf draaft een paar keer om het paard heen. Zijn staart tussen de benen als hij de gieren nadert, op een afstandje van ze draait de staart dan weer een ontspannen rondje. Hij loopt een stukje over de weg en dan de helling hoog. Buigt zijn kop een paar keer in het gras om zijn snuit te poetsen. Kijkt een paar seconden uit over de vallei en likt met zijn tong nog wat bloed van de snuit. De gieren zijn nu als mallen op het paard gedoken en willen ervan eten. De wolf rent op ze af en ze fladder-lopen met hun onhandig grote vleugels snel weg. Weer loopt de wolf een stukje de weg op en dan een stukje naar boven. Maar nu onze kant op. Hij draaft op zijn dooie gemakje naar ons toe. Ik laat de verrekijker zakken en zie zijn dikke vacht in de wind wapperen. De karakteristieke snuit. De felle oranje ogen. De zwarte streep op zijn voorpoten. Op vijftig meter van mij vandaan drentelt een wolf en hem schijnt de aanwezigheid van twee mensen niet bijzonder te storen. Kijkt een paar keer onze kant op.

En verdwijnt dan in de mist. De wolf, die uit de mist tevoorschijn kwam er en weer in verdwijnt.


Epiloog: De gieren doken uiteraard op het paard zodra de wolf zijn hielen had gelicht. Er hing weer zware mist en het glimmende ochtendlicht maakte plaats voor een dreigende duisternis, passend bij deze scène. Talloze enorme aaseters die vochten om een stukje vlees. Brokken vlees die in het rond vlogen, vechtende vleugels, kale bebloede koppen. De gieren aten een goed half uur van het paard en waren toen zo volgevreten dat ze niet meer konden vliegen maar huppend de helling opklommen om boven de mist hun vleugels breed uitgespreid te laten drogen in de zon. Van de wolf geen (door mensen waarneembaar...) spoor meer, ook niet dezelfde avond en de volgende morgen. Wel vossen, de adelaar, en talloze kleinere vleesetende vogels. Het paard, vermoedelijk zaterdag of zondag gestorven, was dinsdagochtend op de botten na (die eten alleen lammergieren, die niet in Abruzzo leven maar er zullen worden geherintroduceerd) totaal verslonden.

Er zijn ook foto's gemaakt. Ze zijn heel mooi, bijzonder, maar helaas nog niet beschikbaar...


16 November 2009

Een wolf keek naar mij

Uitgebuikt na de zondagse lunch besloten we, heel zondags, nog even naar buiten te gaan. Nog anderhalf uur zonlicht restten ons en de bestemming was nog onbekend. Een stadje om wat te gaan drinken? Wat langer in de auto naar een afgelegen vallei? Wat korter in de auto maar een stevige wandeling? Eenmaal in de auto wordt voor een gebied gekozen dat niet ver van huis is en verscholen ligt achter een lelijk windmolenpark en electriciteitsmasten. Niemandsland.
Niemandsland voor mensen. 'Dit is een goed gebied voor wolven. Zou leuk zijn een wolf tegen te komen. Al is het maar een halve, ' schamperden we. Wolven vind je tegenwoordig door heel Abruzzo in groten getale maar ze te zien krijgen is niet eenvoudig. De beesten beschikken over zulke vernunftige waarnemingsorganen en schutkleuren dat ze je weliswaar het gevoel van hun aanwezigheid gunnen, als mistwolkjes door het landschap trekkend, maar slechts zelden een empirische constatering daarvan.
Vanuit de schommelende auto vergapen we ons aan het landschap, verrassend mooi. De asfaltweg wordt steen, de omgeving leeg, verlaten, open, wild. Er waait een venijnig koude wind, de hemel bereidt zich voor op een mooie zonsondergang. Stenen, gras, koeien, paarden.
De koeien drinken bij een poel. Een groepje paarden rent de helling naar beneden. 'Misschien zijn ze ergens bang voor.' 'Ach misschien hebben ze gewoon dorst of zin om te rennen.'
Een bocht verder ligt een bonk gestalte op de al wat schemerige weg. Een paard. Gewond, slapend? Nee, morsdood. Een flink paard, net naast het weggetje. Bloed uit zijn mond en een oog missend - kraaien. Een slinger darm strekt zich meterslang uit over het gras. Andere darmdelen puilen uit een gat in de buik. Zondagmiddag en we kijken naar een bloedend paard. Opgetogen roepen we: 'Daar komen wolven en andere dieren op af, een buitenkans!'. Alleen maar voor de vorm kijken we de helling hoog, misschien valt er wat te zien? Twee oren steken in het naderend duister boven een partij stenen uit, hoog op de helling. Een wolf. Een Wolf! Mijn eerste wolf-observatie!
Wij turen naar de wolf en de wolf kijkt naar ons. Hij verdwijnt na een tijdje achter de helling en opgetogen, blij, uitgelaten, laten we het dode paard achter. Tot morgenvroeg, paard.

(Sorry voor de slechte foto, het was de enige camera die we bij de hand hadden. Maar als je op de foto klikt zie je boven de stenen iets uitsteken: de wolf.)

07 November 2009

Eigenaardigheden

Vergelijkingsmateriaal. Dat hoopt zich momenteel op. Verhuizen van het ene naar het andere en dan nog een derde land betekent veel dingen achterlaten en vergeten maar ook verzamelen en onderbrengen in categorieën. Er heeft zich langzaamaan een categorie gevormd die ik 'eigenaardigheden' noem. Dingen die je niet netjes verzameld in stedengidsen leest (wat ik eigenlijk toch al niet doe) en die iedereen die gewend is op een bepaalde plek te wonen voor lief neemt.


De verschillende methoden om de deur van een appartementencomplex te (laten) openen en brieven aan te laten komen.
In Parijs wordt je cijfergeheugen op de proef gesteld. Daar kun je alleen de deur open doen door een code in te typen. Er zijn geen deurbellen met namen aan de deur, zodat je niet even kunt aanbellen en kunt vragen of je vriend/vriendin meegaat een bier drinken. Hoe deden mensen dat vóór de mobiele telefoon? Middeleeuws omhoogschreeuwen?
Berlijn heeft gerieflijk de namen aan de deur, maar je moet daar weer weten in welk deel van het gebouw degene woont die je wilt bezoeken. Afkortingen als SF, VH, HH (Seitenflügel, Vorderhaus, Hinterhaus) moeten in je geheugen zitten, anders loop je 5 etages (en die zijn hoog in Berlijn met zijn hoge plafonds!) voor niets omdat je in de verkeerde vleugel van het gebouw was. Vrienden wonen er trouwens steevast op de vijfde etage en liften zijn er nauwelijks in Berlijn. Houdt je fit, en geeft je altijd een goede reden om naar buiten of op bezoek te gaan - anders ging je namelijk niet!
Berlijnse brievenbussen zijn wat moeilijker. Als niet de naam van de ontvanger precies op bus en envelop staan, wordt de post niet bezorgd. Appartementen zijn er niet in A-Z verdeeld. Het hele gebouw deelt één cijfer-nummercombinatie en daarom dient de naam als enige indicatie richting juiste bus. De postbode is onverbiddelijk.
Rome kent nog een portierssysteem en dus zit overdag een man (vaker dan vrouw) in een hokje, begroet je en geeft informatie over waar je moet zijn. De buitendeur staat wijd open en aanbellen hoeft dus niet. Probleem in Rome is het verlaten van het gebouw. Om de buitendeur te openen moet je een knopje vinden dat die deur opent, maar het lijkt wel of Romeinen er schik in hebben die knopjes te verbergen zodat je verloren door de gang dwaalt. Nog niet zo erg als in Praag trouwens, waar buitendeuren alleen met sleutels kunnen worden geopend en gasten hun bezoek altijd persoonlijk moeten komen afhalen en ook weer naar de deur moeten brengen bij vertrek. Lastige situatie als gastgever ligt te slapen, de sleutels onvindbaar zijn en het buitenleven lonkt. In ruil daarvoor zijn er weer overal liften.



Openbaar vervoer
In Berlijn kun je op de BVG website minuut-genau vinden hoe laat je bus/metro etc. vertrekt. En dat doen ze dan ook, eenmaal bij de halte aangekomen. Helaas wordt deze precisie betaald met, juist, precisie. Kom je aanhollen als de bus net de deuren aan het sluiten is, kom je er niet meer in. De buschauffeur antwoordt op smeekbeden met een bits hoofdschuddend 'nein' en kijkt daarna weg. De bus is er om op tijd gereden te worden, niet om passagiers mee te nemen. Stromende regen of haast maken een bus niets uit.
Kijk je voor de Romeinse vervoermiddelen op de ATAC site en voer je je reis van A naar B in, krijg je de route keurig netjes berekend. Hoe lang je erover doet weet echter niemand, ook niet de ATAC. Dienstregelingen bestaan in Rome niet. Je reis wordt in aantal haltes uitgedrukt. De tijd tussen die haltes varieert met verkeer, weer, smekende haastige natgeregende passagiers en dergelijke factoren. Kaartjes koop je niet bij de chauffeur. Die koop je meestal bij een tabaccaio. Na de lunch wordt het wat moeilijk met het bemachtigen van een kaartje. Winkels gesloten vestig je de hoop op het vinden van één van de schaarse kaartjesautomaten die in uitverkoren bussen zijn opgehangen. Daarvoor moet je de bus natuurlijk al betreden hebben en als de automaat afwezig is en je na een half uur op de bus wachten eindelijk in de bus zit, wat doe je dan? Uitstappen, naar een geopende kaartjesverkoopplek zoeken en weer een half uur wachten?

Ook Nederland heeft zijn eigenaardigheden, waar ik natuurlijk mee ben opgegroeid en die ik als referentiekader heb aangenomen. Sommige dingen zijn echter veranderd nadat ik in het buitenland ben gaan wonen. Zo kun je in Nederland geen losse postzegels kopen bij het postkantoor (elders weet ik eigenlijk niet...). Alleen boekjes. Als je er dus eens op bezoek bent en je een kaartje naar een vriend wilt sturen, doe je er beter aan je andere vrienden ook met een kaartje te verblijden. Anders word je opgescheept met postzegels die je natuurlijk nooit gebruikt buiten Nederland. En de volgende keer dat je er bent natuurlijk thuis in de la hebt laten liggen.

Dit schreef ik trouwens twee jaar geleden elders al over postzegels:
"Now I don't want to dig for comparisons between countries. Yet I have observed some things. You miss out on the smallest but annoying things when you emigrate. I just went to the post office to mail a letter to the university. I went there because I didn't have a stamp. The woman told me 'it's a normal stamp, 44 cents, do you have one at home?' Well, would I go to the office if I had? 'No, I'm here to buy one', I said, still in my role as friendly customer. 'Haha, one, that is not possible', she replied in her thick North-Holland accent. 'Eh, what?' 'We only sell them in books of 10'. 'But, but, I live in Germany so only really need this single stamp', I tried my 'exceptional circumstances' on her. But the nice thing about the Dutch society is, is that it is so egalitarian: hierarchical exceptions are not made and it's hard to impress people in a society which says 'Be normal, then you're crazy enough'. On the other hand, i also noticed I miss this. Living in Germany, where you have to call your co-workers 'Frau/Herr XXX' and use the formal Sie, no matter how long you have been working there (the worst feeling I get at Schlecker, where people greet each other with 'Tag-chen' and 'Hallöchen'). Always this formal distance made up for with stupid Verniedlichungen (at least the Dutch do this consequently!). No, here you call anywhere, or walk in any office building and people will use the informal 'jij' and call you by your first name soon."

Het zijn de kleine dingen die ervaring tot hun beste vrienden rekenen.

NB De afgebeelde voorwerpen zijn teasers voor een komend stukje.

01 November 2009

Fotostory in weinig woorden

Een spannende fotostory volgt, zoals beloofd.

Aangekomen in, nee, op Sicilie wachtten er ons de volgende situaties. Links een plaatje vanuit de bus met mobiele telefoon geschoten (als alle volgende foto's, overigens), die de professionele natuurfotograaf naast mij deed sidderen met het missed chance gevoel, want geen professionele uitrusting voorhanden. Bovendien trok het schouwspel met zo'n 100 km per uur aan ons voorbij. Het betrof een laaghangende regenboog die als een deken over het dorpje in de verte lag en het deed gloeien met alle kleuren van de regenboog, haha! De tweede situatie die we aantroffen deed ons wat triester stemmen. De "tentoonstelling" bleek zich nog in de bouwmarkt-fase te bevinden: in dozen, zonder ophangspullen.



Hier is De Artiest kundig aan het werk. We vervloekten de situatie maar prijsden onszelf gelukkig met de door de jaren heen vervorven DIY-punk-skills. De eerste foto toont ons aanvankelijke ophangsysteem, dubbelzijdig klittenband, dat later door zwaartekrachtwerking met visdraad en haakjes werd verbeterd. Daaronder ons ingenieuze meetsysteem om de foto's op gelijke hoogte en breedte op te hangen. Karton dus, in repen geknipt met een geleende schaar. Let in beide foto's op de artistieke details: een nonchalante sjaal om de nek, en een geleend oranje doekje over de schouder, beide met de intentie geen vingerafdrukken achter te laten (je weet immers maar nooit).


De volgende dag was een nieuwe dag en zag de tentoonstelling eruit als, ja, een tentoonstelling. De beurs was begonnen en genoemde tentoonstelling mocht worden bekeken. In theorie. In de praktijk keken wij vooral of de foto's niet naar beneden waren gedonderd, alle andere bezoekers waren vooral in technische snufjes en lillend damesvlees geinteresseerd. Oh, en er waren ook nog twee presentaties van het Ticha project. U ziet in de volgende foto de professionaliteit waarmee dat gepaard ging. Het elan van een verklede parkeergarage, talloze bezoekers en op stoelen getroond projectievlak en audioapparatuur.



Maar ach, we waren op Sicilie, en de tijd die we er buiten parkeergarages en transferbusjes verbrachten was prachtig. Een mooi uitzicht geregeld: vanuit de hotelkamer en vanaf het amphitheater. Catania verraste door redelijke authenticiteit en mooie gebouwen.