02 September 2011

Zomer

Ik heb Rome afschuwelijk horen noemen: heet, leeg.
Een stad heeft een tijd, een toestand, waarin zij het best gedijt.
Vandaag, zondag 30 juni, lunchtijd. In die leegte rijden geen auto's maar alleen ik die de straat eens met niemand hoeft te delen. Een vrouw harkt droog gras bij elkaar en ik hoor het ritselen. Geen zuchtje wind brengt tikkend bestek op borden naar buiten en vult de straat met geuren. Het is stil, leeg, het zindert en brandt huid en gras en hiervoor, hìervoor is de stad gemaakt.

05 January 2011

Lapsang Souchong-ijs

Dit artikel heb ik geschreven voor Vegatopia. Zij vonden het "erg leuk geschreven, maar omdat het een in feite mislukt experiment is kan de lezer er niet zoveel mee" en dus werd het niet geplaatst. Dus plaats ik het hier, in true Wateetons-Ah-Shit-stijl.

I love anything smoked. Ben een tijd erg blij geweest met mijn mini-flesje Liquid Smoke, dat aan álles een rooksmaak geeft. Nu is het leeg en moet ik elders mijn gerief zoeken. Gerookt bier. Gerookte tofu. Gerookt paprikapoeder. Rookzout. Brood geroosterd op de open haard. Het zijn te weinig dingen.

Van het bestaan van gerookte thee was ik uiteraard al langer op de hoogte, maar het was nooit in me opgekomen het aan te schaffen. Toen vond ik in een boek over ijs een recept voor ijs van gerookte thee*. Ik nam het in een wazige telefoonfoto mee naar huis, als idee. Het idee bleek al gauw een oorwurm, en echt makkelijk was het niet de thee te vinden. De thee eenmaal in huis, bleek het vinden van slagroom de volgende opgave**. Een culinaire oorwurm speel je immers niet zomaar even op Youtube.

Nu zijn er verschillende manieren van ijs maken, en ik ben een tamelijke beginneling. Ik volgde het recept uit de Italiaanse kookbijbel “La Cucina D'Oro” voor vanille-ijs (wat in het Italiaans gelato di crema alla vaniglia heet). Het recept vroeg om 500 ml melk (of half melk, half slagroom), maar dat paste ik aan (en eerlijk gezegd had ik maar 2 eieren in huis, dus daar deed ik het maar mee).

Ingrediënten:

400 ml melk

100 ml slagroom

4 eidooiers

150 g suiker

30 g Lapsang Souchong thee

Laat de melk en thee in een steelpannetje samen tot een hoogte – eh, het kookpunt komen en neem het van het vuur. Laat het dan weken – ik deed het een nacht lang. Zeef de volgende ochtend de theeblaadjes uit de melk. Controleer even hoeveel melk er daadwerkelijk over is gebleven, want de thee, die egoïstische thee, zuigt een boel melk op. Vul desnoods dus nog aan tot de gewenste hoeveelheid.

Melk en slagroom met 75 gram suiker aan het koken brengen. Daarna af laten koelen tot lauw.

De eierdooiers met de overige 75 gram suiker opkloppen tot het romig en lichtgeel is.

Doe de melk bij het eimengsel en verhit de boel au bain marie, tot het niet meer van de lepel drupt maar ervanaf glijdt. (Het Italiaans zegt hier “tot het de lepel bedekt”.) Laat het dan afkoelen en doe het in de ijsmachine. Als je daarmee niet gezegend bent, zoals ondergetekende, volg dan de volgende procedure: doe het in een bak in de vriezer. Roer het elke 15 minuten om gedurende (optimistische) 2-3 uur, totdat het volledig bevroren is.

En daar zou dit recept moeten eindigen met “eet smakelijk” of “eet met ijswafels en spikkels”. In mijn geval eindigde hier slechts de lol. Als je dus de avond van te voren begint met het laten weken van de thee in de melk, ben je rustig een dagje bezig met ijs maken. Althans, dat was ik. Ik begon na de lunch met samenroeren van de ingrediënten, die het vervolgens ijskoud (ha! ha!) verdomden volgens recept binnen de 2-3 uur te bevriezen. Nee, mijn ijs was rond middernacht nog steeds vrij gemakkelijk door te roeren. Dus gaf ik er de brui aan en ging naar bed. 's Ochtends trof ik natuurlijk een keiharde, woest donkerbruine brok aan, waar ik me stiekem had verheugd op tóch nog een zalvig-romige massa. Maar met een mes kwam ik er nog niet doorheen.

Toch wilde ik het na het avondeten graag proberen. Vriend brak twee lepels en bijna zichzelf, stelde voor de (plastic) bak bij de open haard te zetten, en zei barsend “nou, ik hoop dat het tenminste lékker is”. De brokkig maar toch wat verdacht romige soort van sorbet die uiteindelijk in de bakjes belandde smaakte naar het gewenste resultaat: naar rook en wat naar thee. Maar of dat nu lékker te noemen is? Gerookt, okee, maar die weeiig zoetige smaak? Verwoed probeerde ik smaakcombinaties te vinden die dit goedje op zouden kunnen waarderen. Ik had er caramel bij gemaakt, maar dat was het niet. Misschien chocola? De laatste chocoladeletter was die middag opgegeten, dus geen testmateriaal in huis. Wellicht als een heel spannend bijgerecht bij iets hartigs?

Ik kwam er niet uit. Maar gelukkig was vriend wat filosofischer en zei “IJs eten moet je echt buiten de deur doen. Dan hoef je ook niet zo te experimenteren.” En ik gaf hem gelijk. Maarja, ik woon dan ook in Italië.

Epiloog:

Met het ijsrecept kun je naar hartelust variëren (iets dat ik inmiddels uitvoerig op de spits heb gedreven). Ik maakte ook dropijs, door een theelepel harde Italiaanse dropjes in de melk op te lossen. Dát ijs is inmiddels op....De bak gerookte thee-ijs wacht nog steeds op betere tijden.

De Lapsang Souchong is lekker als thee, met melk en honing. En ik kwam erachter dat het voor vegetariërs een prettig goedje is omdat het een hartige (mag ik zeggen vlezige?) smaak toevoegt aan gerechten. Ik maakte de thee, roerde er wat bouillonpoeder doorheen en liet er sojabrokken in weken. De uitgelekte sojabrokken gingen de pan in met gember en een pepertje en werden lekker bruin gebakken. Aan het weekvocht voegde ik sojasaus en zetmeel toe, deed dit bij de gebakken sojabrokken en liet het geheel zo'n 15 minuten pruttelen. Er onstond een pittige, donker hartige, slijmerige saus, die van het predikaat “geweldig!!” werd voorzien. Zo kwam het dus toch nog goed.


* De gerookte thee heet Lapsang Souchong. Het is een zwarte thee die gedroogd wordt boven een vuur van naald- of cypressenhout, en daardoor een duidelijke rooksmaak krijgt.

** Verse slagroom is in Centraal-Italië wat lastig te vinden – en kost ook nog eens een lieve duit.

29 July 2010

bij de bakker

Op stap met Kees en Gerda, die "tussen de koeien" in Noord-Brabant wonen maar nu een weekje op de camping bij Rome staan.
We staan bij de bakker, mijn lievelingsbakker op het Campo de´ Fiori. Het beste dat Romeinse bakkers te bieden hebben ligt in de vitrines uitgestald. Witte knapperige pizza's, opengesneden en belegd met kazen: mozzarella, stracchino, parmigiano. Ook met vleeswaren, waar ik niet om maal. En dan ook vijgen, rucola, walnoten, verse rauwe champignons, smakelijke tomaten, artisjokken. Het valt niet mee te kiezen. Kees staat naast me. "Ik wil gewoon een broodje kaas." "Ik zal eens kijken," zeg ik, "dat is hier nog niet makkelijk." "Gene ham, waddalusmevrouwnie." "Kijk," wijs ik op het simpelste beleg, tomaten-mozzarella, "dit misschien?" Kees kijkt kritisch. "Ik wil gewoon een broodje met kaas." "Dat hebben ze niet hier."

"Wat een raar land."


Epiloog: de pizza met mozzarella en tomaat "was toch best lekker".

22 July 2010

Open ogen

Met het gordijntje half naar beneden lig ik wat te soezen in de trein. Soezen zijnde het mooie woord voor het voelen wegglippen van bewustzijn en speeksel uit je mond. De trein stopt het laatste stukje voor het stadje Tagliacozzo vrij regelmatig wegens enkel spoor en een enorm lange Volledig uitvullentunnel. Nu dus weer. Mijn versufte geest brengt het nét op zich af te vragen waarom er nu weer gestopt wordt. Bij het naar boven schuiven van het gordijntje wordt dat maar al te duidelijk: ik ben op mijn bestemming aangekomen!! Omgeroepen wordt er niet in deze treinen. Met een grote omhelzing om mijn spullen heen stap ik wat verdwaasd uit.
Ik zou opgehaald worden - het bussysteem werkt in deze contreien dermate belabberd dat een aansluitende bus naar mijn dorpje een luxe is. Mijn lift is er nog niet en dus pak ik mijn spullen in mijn tas op het pleintje voor het station. Tijdens het wakker worden wordt op mijn schouder getikt. "Staat u ook op de bus te wachten?" Een oude vrouw en haar ongeveer 8-jarige kleindochter staan me hoopvol aan te kijken. "We moeten naar Poggio Filippo maar de bus van zes uur is nog steeds niet gekomen." Het is twintig na zes en Poggio Filippo is een dorpje met één bar, wat inwoners en een postkantoor dat 3 uur per week open is. Het soort dorpje waar je bekijks trekt als je er een voettocht heen maakt met je grote-stads-vrienden. Het soort dorpje dat op een heuvel ligt met prachtig uitzicht maar dat moet betalen met afgelegenheid.
De vrouw herschikt de twee plastic boodschappentassen die in haar handen snijden. "Ik weet niet wat ik moet doen, de bus komt niet en het is de laatste van vandaag." "Weten ze bij de bar niets?" suggereer ik, in een poging te kunnen helpen. De bar dient als lokaal informatiepunt. "Is de bus niet aan de achterkant van het station vertrokken?" vraag ik ook. "Ja dat kan, maar hoe moet ik dat nou weten, waar die bus vertrekt?" zegt de vrouw. Het pleintje vóór het station of de drukke straat erachter, bereikbaar via een nogal hoge stalen voetgangersbrug. Het bushokje is in beide gevallen slechts een paal met het logo van de vervoersmaatschappij erop.
De vrouw loopt de bar binnen en komt al snel weer buiten. "Niemand weet het." De kleindochter suggereert een taxi te nemen. "Nee schat, ik heb mijn laatste geld opgemaakt aan jouw cadeautje en dat ijsje wat je nog wilde." Ze kijkt me schuin aan. "Maar zeg eens mevrouw, waar moet u heen? Wordt u opgehaald?"
Ik zeg dat ik sta te wachten op mijn vriend en dat we ongeveer in de richting van haar dorp rijden en dat ik mijn vriend wel kan vragen. Maar we hadden nog plannen en ik kan niets beloven. De moedeloosheid slaat toe. De vrouw mompelt en huilt wat, de kleindochter probeert het gemoed hoog te houden. "Wat moet ik nou wat moet ik nou, hoe komen we ooit naar huis..." Haar gouden oorbellen rinkelen wat met haar schokkende schouders mee.
Daar komt de bekende zwarte auto aanrijden. Mijn vriend zwaait me blij toe, ziet de vrouw en haar dochter naast me staan en vraagt op lollige toon "zo, nieuwe vrienden gemaakt!?". Tsja, vertel ik hem, het zit zo....Gelukkig weet ik dat vriend de kwaadste niet is en na het kijken van alle afleveringen van My Name is Earl stiekem wel in karma gelooft. Als het een Amerikaan in blokjesbloes helpt, waarom dan niet een Italiaan met politiezonnebril?
De vrouw toont haar dankbaarheid, kleindochter zucht en zegt "oma, ik zei het toch, je moet niet zo`n drama van alles maken". Ik vind het wel een grappige toestand, op de achterbank met een spelende kleindochter en een rustiek Italiaans omaatje. Gelukkig zijn Italianen vaak beleefde snaterbekjes en dus worden er beleefdheden en familieachtergronden uitgewisseld. Ik knik beleefd en geniet van het idyllische in-contact-zijn-met-de-lokale-bevolking.
De vrouw blijkt in Sydney gewoond te hebben, ze verheugt zich over het feit dat jonge mensen nog op het platteland willen wonen, nee, ze kent de familie van vriend niet maar kent hij misschien haar familie in ons dorp? Mag ze voor de rit betalen? We slingeren omhoog en babbelen ons het mooie landschap door. De trillende graai in haar portemonnee wordt beantwoord met "nee, dat zou ik als belediging opvatten, ik doe het graag voor u". Ah, vriend komt uit Rome, ja daar heeft ze ook gewoond. Waarom niet meer, als we mogen vragen?
"Er waren teveel negers daar, van die enge Afrikanen weet u wel. "












We zijn er bijna, mevrouw. Waar is uw huis? Vergeet uw plastic tassen niet. Nee, u hoeft niet te betalen, echt niet, en we blieven ook geen koffie, we moeten zo naar een etentje, bedankt. Dag hoor, fijne avond nog.

"Ze stonk naar pis, zo'n oude mensenluchtje," zegt vriend. Er hing inderdaad een luchtje aan. We zijn benieuwd wat we van karma zullen terugkrijgen.

15 July 2010

Vochtig en dor

Vergeet het maar hoor, geen groen gras, geen weelderig wuivende takken met bladeren. Geen babygeluk met blote buikjes en volle tassen met etenswaar, geen liefkozingen en gefluister en gekir. Het park waarin ik zit -uiteraard op een zondagmiddag na de lunch- mag in onze voorstellingstaal die naam amper dragen. Het park van Trajanus, waar ooit keizer Nero excessen regisseerde en die excessen later door het putje werden gespoeld in het enorme badhuis dat er als architectonisch vergeetmiddel overheen werd gebouwd. Het kan nu rekenen op fronsen bij het noemen van diens naam, op junks in de brandende zon, op korte stops bij een stadstour om het verleden even voorbij te laten komen.
De grond is bezaaid met dorre bladeren. De weinige wind laat de schermcypressen dat typisch mediterrane geluid spelen. Mijn voeten schommelen omdat de marmeren bank te hoog is. In een kringetje staan junks, in een ander Bengalen om een radio heen. De ene groep buigt wat, de ander danst uitbundig. Ik ben een vrouw alleen in een park en dus zijn er minstens 5 paar ogen op mij gericht. De mijne richt ik hopelijk onopvallend op de familie tegenover mij. Moeder, vader, zoon. Zóón noem ik hem maar, hij lijkt tenslotte al in de twintig te zijn en is een flinke knul. Het gezin is omringd door spullen, tassen, kranten. Moeder vist een plastic fles uit haar tas en dirigeert haar zoon, zóón, bij haar te komen staan. Zóón keert gelaten zijn rug naar haar toe en moeder smeert hem in met zonnebrandcrème. Even later volgt ook de buik. Langzaam en grondig smeert de moeder en zóóns lichaam, al wit om mee te beginnen, wordt nog witter en vast ook plakkerig. De handen glijden langzaam over dat twintigjarige mannenlichaam en als ik mijn blik al niet vaak moest afwenden om desinteresse te veinzen had ik dat nu sowieso moeten doen. Is het overbodig te zeggen dat het tafereeltje me lichtelijk verwart? De handen zijn klaar en zóón kan zonnen. Moeder pakt een krant , vouwt hem uit elkaar, legt twee bladzijden op de dorre grond en gebaart zóón te gaan zitten. Om drie uur 's middags met zijn witte lijf in de Romeinse julizon op een krantenpagina die in deze omstandigheden luxeartikel is geworden.
Het waait weer wat. Eén van de kranten waait op en hecht zich voorzichtig aan de zonnebrandcrème. Zóón springt op, de kranten zoeken langzaam hun weg in de wind. Hij staat er wat hulpeloos naar te kijken totdat moeder hem aanspoort. Als proppen niets meer waard verdwijnen ze in de prullenbak.
Teruggesjokt voegt zóón zich bij de ouders. Er komt nu een pakje vochtige doekjes uit moeders tas. Moeder strijkt met één ervan achteloos over dezelfde rug. Het is een routinehandeling, dat laten strijken van die handen over die rug.
Het doekje belandt nu in de handen van vader, die ermee over een paar witte schoenen gaat wrijven. Iedereen draagt schoenen en toch kwamen die witte ergens vandaan. Speciaal meegenomen voor deze behandeling? Ook komen nu hoedjes uit de tas, van plastic van de markt. En zie, daar komt mijn collega aanrijden, die het schouwspel met stofwolken bedekt. Met zweet en een grote grijns bedekt glinstert hij in de zon. Laten we maar gaan, zeg ik, ik heb al lang genoeg gewacht.

28 May 2010

in de stad van kafka

"this circle .... contains my whole life"

die lobbig hete zomer waarin alles bewoog maar niets bleef
zolang het duurde, zolang de stad
nog naakt onder mijn voeten lag
- zoals ik later in het stikkige zolderkamertje zou liggen-
niet elke beweging hier duwend en daar onttrekkend

samen onderuit want samen bestond niet

een avondlijke wandeling terug in de armen van die stad
mijn passen versneld, mijn blik meewarig
gericht op al het moois dat altijd in relatie zal blijven staan
elke glinsterende stap nog steeds de zijne
alles beweegt maar dit blijft

17 March 2010

Denni

(Liking McSweeneys New Food, I bravely submitted my own story. To no avail, it got rejected, but I'm happy to nevertheless present it to you here on my very own blog! It even has a picture, which McSweeneys wouldn't have added anyway, count your blessings! Please skip the part in Dutch for the story.)

Op een dag liep ik http://www.mcsweeneys.net/ tegen het lijf, de webpresentatie van de gelijknamige uitgever (die klaarblijkelijk niet zo malen om hun virtuele voorkomen, getuige bijvoorbeeld de lijst van toekomstige boeken).
Veel leesvoer op die site. Ik werd voornamelijk gegrepen door hun lo-fi site en het feit dat er zoveel op staat. Het onderdeel New Food kreeg als eerste mijn aandacht en ik besteedde een avond aan het lezen van die vermakelijke verhaaltjes over eten en de soms hilarische beschrijvingen en leuke wendingen. En toen, toen besloot ik ook een gooi te doen. Ik had ook een verhaal, en het was mijns inziens niet geheel mislukt dat in mooie zinnen - in het Engels - te gieten. Vol bravoure stuurde ik het geheel op, en kreeg vandaag het nogal ambivalent interpreteerbare antwoord: " Thanks for your submission. We are going to pass on this for now, but please keep us in mind for the future." Ik leid er maar uit af dat het "mislukt, probeer het nog eens" betekent. Toch ben ik in mijn sas met mijn verhaaltje en het feit dat je op een blog lekker puh toch wel alles kunt publiceren, dus mag u allemaal het hier lezen. En aan het einde volgt zelfs een plaatje! Dát flikt McSweeneys mooi niet!

Imagine the dark November days. Rain frequently pours down from the sky and the wet cold gets into your bones. Making a fire and clinging to the belief that yes, the sun will show its warm face one day again are the things getting you through the days. The house is left only when truly needed. Shivering a bit already? Well, it was in such days that the car decided to take a holiday break in the garage. To extend its stay, it came up with an unknown ailment which needed different expert approaches and parts from far away. We were left with less money and more public transportation (of which there is not that much to start with anyway, here in Central Italy). The rain did not stop and the trips to the garage ever more unpleasant. Chilly, big dirty handed men dominated place smelling of oil and stale sweat of suffering cars, I don't like you.

A month later, the car is done, joy! We, all too excited, take it for a trip to the big and eternal city. A mere 5 minutes on the highway: the car's nervous system shuts down. Now, it's not only rain pouring and darkness dooming, but we're also stuck on the highway. Phone calls are made. A coincidence, say the car people, nothing to do with the month in the garage, could've happened any time.
Blue light spreads over the wet windows. The cops do not leave their car. They open their window just enough to be able tell us we shouldn't be there. Ah, thanks, yes we did have other plans. In an act of utter bravery (or despair?) my boyfriend asks for a cigarette. It fits through the window and off are the blue lights.
Darkness. Darkness. Orange light stops close to us and the man who does leave his vehicle is called Denni (pronounced Danny). Car on truck and off we go. Denni seems concerned about two wet strangers in his car so he puts the heating really high. Hot tears are blown over my face. He tells us many things that we don't want to know. Where to eat the best meat in the region; because he's outside for his job all the time, he knows every place, he states. As Denni is the one ruling this cabin, we, vegetarians, politely nodd interest. I also nodd because Denni is, to me, incomprehensible: he has a strong dialect and the hot air is blowing loudly. Good that he has great non-verbal communication skills, leaning over the steering wheel but looking sideways, down to where my breasts are. That his eyes are not on the road is our greater concern.
The car is once again parked at the garage. Denni offers to bring us home, but since he's officially off work now he's doing us a favor from now on, which means he's taking it easy. Do we want to roll a joint for him? No, Denni, we would like to go home.

Denni is hungry. Let's eat pizza. No, Denni, we can eat at home. No, we eat pizza. The pizza place is brightly lit and gives Denni the opportunity to look into my eyes and tell my boyfriend -doesn't that girl have the bluest eyes-, with a wink of one of his own.
Dennis words then get smothered in pizza. And after weeks of garage, rain, missing connections, various Dennies in the male and cold and expensive world of the garage, there it is, my solace. I ordered pizza with potatoes, normally a common topping of thin slices with rosemary. How could I have been prepared for what came? Pizza with fries. Dough, tomato, cheese, fried potato sticks, just out of the oven. A Dutch woman goes to Italy and finds the best of both worlds in the unlikeliest of circumstances. The heartbreaking question - ketchup, mayonaise on top? Both, please. The dough freshly baked and not too thick, the fries hot and crispy, the sauces the soothing salves that covered even Dennys frequent burps on the way home.







12 March 2010

Mier

Nog een gedicht, maar dit keer niet van mijn hand. Ik weet niet wanneer de laatste keer was dat ik het las; het was jaren geleden en toen heb ik het uit mijn hoofd geleerd. Langzaam sleet het er weer uit. Gisteren stond ik in de Nederlandse Uitleenbibliotheek in Rome, keek richting poëziehoek, en het kwam ineens bij me op: MIER- ACHTERBERG. Gelukkig stond er een bundel verzamelde gedichten (die ik nu graag wil aanschaffen) en ik vond tot mijn grote geluk dit weer terug.

Mier

Het blauw, dat aan de hemel bleef,
nadat gij uit mijn ogen dreef,
bezit vliegtuig en vogel vast
en sterrenstromen ingekrast;
netwerk van leven sluit mij in
ik ben een mier en ren en ren
in deze grote bogen rond,
of ik nog iets van u hervond.

Gerrit Achterberg
ik lig in bed op 6 hoog
luister naar de stadse nacht
stemmen, auto's, scooters

we delen er één deken
en ik kruip dichterbij
de hoeveelste romein in de geschiedenis?

03 March 2010

Zondag in de stad

Ook in Rome, waar het af en toe best koud wordt (en zelfs sneeuwde voor het eerst in zo'n 25 jaar!), zijn er de eerste warme dagen van het nieuwe jaar. Als goede Noord-Europeaan moet ik dan op een terras zitten om in de zon koffie te drinken.
Gelukkig krijg je een glaasje water bij je caffè macchiato, zodat je terrastijd met een aantal slokken wordt verlengd. Ik probeer er een boek bij te lezen maar word daarbij gehinderd door een groep Amerikanen, die zo luid praten dat ik onvermijdelijk afgeleid word. Het feit dat één van hen met een kat op schoot zit helpt er ook niet bij. Het in een groen tuigje gehesen dier hijgt amechtig; de zon brandt op zijn lange zwarte vacht, zijn tong glijdt snel in en uit zijn geopende bek. Een kat die het heel warm heeft. Zijn ogen schieten nerveus heen en weer naar de rondscharrelende duiven, maar hij maakt geen aanstalten er werk van te maken. Het dier straalt tegelijkertijd gelatenheid en nervositeit uit. Een glas witte wijn en hapjes zweven boven zijn hoofd. Een jongetje spuugt dure versgeperste sinaasappelsap op een duif. Een plakkerig tafereel.
Het boek blijft dus opengeslagen maar echt lezen kan ik niet. Het is Wieringa's Joe Speedboot van de bibliotheek. Een lezer vóór mij heeft er dingen in onderstreept en omcirkeld en vraagtekens gezet. Meer dan de inhoud van het boek boeien mij nu de onduidelijke criteria van de aantekeningen. Het enkele vraagteken bij een woord begrijp ik nog wel, wat betekent hoantie eigenlijk? Dan zijn er de cirkels. Gierpont, bochtaker, neuslastig. Mooie, bij de lezer (een Nederlander die al langer in Italië woont) in de vergetelheid geraakte woorden? De onderstrepingen geven passages die de lezer tot nadenken stemden, of die hij/zij mooi vond weer. Inteeltkoppen, mottenseks, zo geel als de kalknagel op pa's grote teen, de onverstoorbaarheid van een fietsenmaker, hondse trouw, ordeloze wolken kieviten, oudedagsvoorziening. ...als een deel van jezelf dat je liever niet onder ogen zou willen zien. ...morgen en gisteren waren er allebei niet... Misschien heeft ze wel een hart, maar bewaart ze het op duizend plaatsen.
Een boek door de ogen van een ander lezen. Een kat als hijgend accessoire te midden van hapjes en wijn. Tikkende nageltjes in een plasje sap. De slok koffie is genomen, ik betaal en het is zondag in de stad.

21 February 2010

Goede dingen

Voor diegenen die dat gemist hadden, hier vindt u ander werk van mijn hand.

Mijn korte verhaal "Lopen in de nacht" op cultureel tijdschrift De Optimist.

Mijn artikel over de wolf en de mens in Abruzzo, in het Italiaans, in de Italiaanse National Geographic:

Ik heb talloze andere ideeën die ik hoop te publiceren. Eerst nog een interview afmaken voor het hardcore punk fanzine Pipermus!

17 February 2010

Kattengedichten

Ik ben weer thuis. Moet mijn leven hier weer oppakken. Ga meer bijles geven (maar veel is het nog niet), een interview schrijven voor http://twitter.com/YoYntl, de afgelopen reis afronden, etcetera.

En ik wil meer schrijven. Geheel spontaan heb ik een nieuwe categorie gevonden, met een onuitputtelijke bron. Die twee harige vriendjes die mijn geld in de vorm van brokjes eten, dat even later stoicijns uitschijten, overal haren achterlaten, me 's nachts in de tenen bijten, me kwijlend beknuffelen als zíj dat willen.... Kattengedichten. U, trouwe danwel kritische lezer, mag het zeggen: cheesy of wel aardig? Staat mij een gloorrijke toekomst te wachten als Kattendichteres des Vaderlands? (Ik schrijf ze op twitter, dus lang zijn ze niet)

1
opdringerig ben je/je duwt je lichaampje aan het mijne/een spits nat mondje van genot/langzaam glijd je af/bovenop de paperassen


2
teder bemind door jou/een witte waas op mijn kleren/en een druppel speeksel op de mouw

3
kom op / de wereld ligt aan je witte pluizige voeten / al laten die een nat spoor / en blijft de deur gesloten




14 February 2010

De laatste etappe

Zondagmiddag in Berlijn. Morgen vlieg ik naar het zuiden. Ik heb er weer zin in.

Omringd door mensen is er het niet geheel paradoxale gevoel van wringende eenzaamheid in de buik. Bijna schril steken de sociale clichés tegen elkaar af. Mensen verstoppen zich hier achter het weer, drukte, en je voelt je in de steek gelaten zo gauw je iemand ontmoet. Bij toevallige ontmoetingen wordt er zoals gewoonlijk weggekeken. Eindig, verder gaand. Net als ikzelf; ik heb me een avond en een dag in de grote hippe stad gegund waar massa's heenvliegen om er lol te hebben. Ik sluit me op in cafés en verschuil me achter vermoeidheid. Te lang door besneeuwde straten geploegd, te veel oplettendheid gebruikt, kou geleden, moeilijke dingen gezien. Genoeg gelezen, de buik volgegeten met taart en aardappelen, tentoonstellingen bezocht, landschappen aan me voorbij zien trekken, gesprekken met tieners gevoerd.

Lekker naar huis.

06 February 2010

Warum?

De afgelopen twee dagen dwaalde ik door München en dat was best leuk. Het is Duitsland dus alles komt me heel bekend voor maar het is niet Berlijn dus alles is nieuw en anders. Er rijden dikke auto's, er lopen (niet alleen oude) mensen in traditionele kleding rond, de Bräuhäuser zijn groot en luid en gezellig.
Toch moest ik me twee keer enorm opwinden. En dat komt me niet nieuw of vreemd voor, het is me zo vaak overkomen. Veel mensen in Duitsland (hopeloze generalisatie, so what?) hebben de gewoonte om andere mensen, die ze niet kennen, in de publieke ruimte dus, te vertellen dat ze iets fout doen, ook al schaadt dat foute niets of niemand. Opmerkingen die zacht worden gepreveld maar luid genoeg om door mijn hoofd te schallen. Twee telde ik er vandaag.
Nummer 1: bij het betreden van het Olympisch zwembad. Ik had wat haast en honger en dus ging de benenwagen snel. Een deur schoof open en er kwam een kind uit dat de deur voor mij openhield. "Danke", zei ik het kind. Het antwoordde: "das ist aber der Ausgang!", waarop ik mijn fout constateerde. De tweede, dubbele deur hield mij tegen en dus moest ik door de juiste deur naar binnen waarbij ik op de vader van het kind stuitte die me toeprevelde "ja, wer lésen kann.....!". Oja, want ik was een ongeletterde boer die zijn ogen in de smoezelige zak heeft zitten. Tuurlijk. Bedankt hoor, vader!
Nummer 2: bij het uitstappen uit de metro. Honger en haast aangevuld met haat voor de omringende massa. Het station binnengereden, het treintje stopt. Ik drúk een páár kéér venijnig op zo'n knop die niet echt een knop is maar die je alleen aan hoeft te raken. "Sie müssen nur einmal drücken", sist een oudje me toe. Fijn dat die oudjes ook met hun tijd meegaan.

De komende dagen met een groep tieners op stap. Garant voor nog zeker een paar onnodige achter-de-rug-toefluisteringen.

Dan nog dit: in het stijlvolle organische restaurant waar ik een lokale kaasplank at met een lokaal wijntje erbij (het Bräuhaus gisteren was vele malen leuker, helaas moet je je voor dergelijk lekker eten nog steeds aan vreselijkheden onderwerpen) nam een man plaats tegenover me. Hij zag er 'normaal' uit. Maar had EEN SALAMANDER MET GLITTERS OP ZIJN WANG GESCHILDERD. Ja, het mag carnaval wezen hier, maar deze heer was beyond carnaval. Hij vroeg ook nog of de kaas in de vitrine echt niet veganistisch was en at zijn gegrilde groenten met een heleboel, veel, onmengen, eh, Unmengen peper. Spice up your life in Munich.

05 February 2010

Oja, zo was dat, reizen.

Ik moest naar München en mocht kiezen: trein naar Rome-trein naar vliegveld-wachten op vliegveld-vliegtuig naar Karlsruhe-3 uur trein naar München of trein naar Rome-metro naar station-nachttrein. Ik koos voor het laatste: minder gesjouw met bagage, minder overstappen, niet overdag de hele dag onderweg zijn maar gerieflijk instappen en de volgende ochtend midden in München aankomen.

En daar lig ik dan, om half vijf 's ochtends. Het is heet in de slaapwagen. Mijn handen zijn klef en de deken die de trein heeft aangeboden ligt in een hoek te warm te zijn. Geslapen heb ik niet. Toen het licht nog aan was in het compartiment en ik nog een film lag te kijken was dat feit al meteen duidelijk: ik zou niet kunnen slapen. Oorzaak was de man die in Florence in het bovenbed aan de overkant ging liggen. Hij deed zijn schoenen uit en bood me tijdens de film de onverscholen onderkant van zijn grote, eeltige voeten. De man doet iets met film, zo concludeerde ik uit de boekjes over filmfestivals die hij las. De boekjes waren kort of niet boeiend genoeg en de man ging al snel horizontaal. Nog met zijn bril op en de voeten buiten de lakens stekend viel hij al snel in slaap. Dat hij hard snurken kon bewees hij ogenblikkelijk. Ook op zijn zij snurkte hij, en zijn mond was daarbij dicht. De film die ik aan het kijken was, de heel toepasselijke Darjeeling Limited, een treinfilm waarin niemand snurkt en er frisse drankjes geserveerd worden, kon ik al snel niet goed meer horen.

In Bologna stapten nog twee mensen in mijn compartiment. Een man en een vrouw. Ze gingen meteen liggen. De man sliep direct en was snurker van mindere klasse, maar compenseerde dat met mondlucht. De warmte in dit hokje, en daarmee de mondlucht, stijgt omhoog en raad eens wie daar ligt? De vrouw kan ook de slaap niet vatten: ik zie lichtjes van een mobiele telefoon blinken, hoor haar zuchten als filmman het erg bont maakt, hoor haar haar neus snuiten op een voor mij nieuwe manier.

Oordoppen had ik mee, evenals valeriaanpillen en mp3 speler. Niks mocht baten. Ik rijd langzaam Duitsland binnen in een donker hokje vol warme mensenlucht.

26 January 2010

Wat een feest


Sant Antonio was een soort eerste Christopher McCandless. Hij "gave away some of the family estate to his neighbors, sold the remaining property, donated the funds thus raised to the poor, placed his sister with a group of Christian virgins" (alle citaten van wikipedia). Hij wilde namelijk in de woestijn gaan wonen, want dichter bij die meneer daarboven kon je niet komen, zo redeneerde hij. De eerste heremiet, in z'n uppie in het zand. Desert Father vond hij wel een interessante naam voor zichzelf. Stel je dat echter niet te leuk voor. De duivel kwam natuurlijk ook langs met zijn trukendoos. "The devil fought St. Anthony by afflicting him with boredom, laziness, and the phantoms of women." Wat een rotduivel! Daarna besloot onze Anton maar in een stenen grafkist te gaan wonen, zodat de duivel niet met zijn takken aan hem kon komen. Aardige mensen schoven eten door een spleet naar binnen. Helaas, "when the devil perceived his ascetic life and his intense worship, he was envious and beat him mercilessly, leaving him unconscious". Ai. Gelukkig had Anton nog zijn aardige vrienden. "When his friends from the local village came to visit him and found him in this condition, they carried him to a church." Anton bleef zijn hele verdere leven nog verstopspelletjes spelen, die een beetje te saai zijn om na te vertellen. Je mag het zelf gaan nalezen op wikipedia.
Anton was een aardige snuiter die mensen hielp genezen van huidaandoeningen. Hij had daartoe de beschikking over een uiterst vernunftig middeltje: varkensvet. De bron van dat vet, een varken, hoefde niet op stal maar mocht vrij rondlopen in dorpen, mits hij een bel droeg.
Leuk verhaal, niet? Zo leuk, dat Sant Antonio eeuwen later nog steeds vereerd wordt. Of het nu is om zijn alleszins herkenbare worsteling met vrouwen en saaiheid, het leven in een betonnen doos of het rondlopen met een bellend varken? Dat laatste, vermoed ik.
In Collelongo (Abruzzo) wordt het Sant Antonio feest elk jaar in januari gevierd (16 en 17). De hele regio loopt uit om in de vrieskou liedjes te zingen voor ons aller Anton. En je krijgt gratis eten en wijn. Het eten bestaat uit maissoep die in een enorme pan staat te blubberen. Oude mensen scheppen dat in een bekertje. Is nog lekker ook. Je krijgt ook allerlei zoetigheden door oude mensen in je mondje gestopt, als betonnen spleet van Antonio. Iedereen staat in versierde kelders te vreten en het is best gezellig en lekker. En de wijn is helaas koud dus klok je die maar snel achterover met alle gevolgen van dien. Liedjes ga je er van zingen. Het was oprecht leuk.

Ook booskijkende alto's met blauw haar houden van een gratis feestje.


Muziek voor Anton die goedkeurend knikt en de soep op het vuur.




Dit is een remix van Padre Pio (een minder harde baas: "Hij kon streng tekeer gaan tegen gelovigen die in de biecht zonden trachtten goed te praten en ook tegen vrouwen die in minirokjes of mannenkleding (broeken) de kerk betraden. Door kinderen raakte hij altijd vertederd." Wel ontzettend vereerd in Italië, je ziet die kikkerogen overal) en Sant Antonio.


13 January 2010

Nederlands interieur

Als je ver woont, komt dit heel dichtbij.

Een knaagdier in een kooi en een kat in een doos in de vensterbank. Neplederen zwarte meubels die in een poging tot comfort voorzien zijn van kussentjes met verweerde overtrekken uit van die stugge stoffige stof. Een tafel bij het raam wordt gebruikt om spullen op te zetten, niet om aan te zitten. Hij biedt plaats aan en slordige plant, een verstikkend bosje rozen, een kleurige vlinder.

Op de helft van de zetel zit een vrouw, toegewend naar iets dat buiten de foto valt. Ik schat de TV. Gehuld in een te grote spierwitte fleecetrui en andere makkelijke kleding ('huispak' in de gruwelijke omgangsspraak) eet ze een boterhammetje met chocopasta. Bruin, want dat is gezond. Ontbijt of lunch? Een reclamefoldertje op schoot, de hand slaat de blaadjes om terwijl de ogen elders op zijn gericht.

Terwijl de zon het laminaat doet glanzen gluurt een ondeugend speelgoedpaard vanachter de bank en de zetel (die een innig samengeschoven geheel zijn gaan vormen) met een duistere blik de wereld in. Hij vermoedde al dat dit tafereel het zonder een spoortje van ironie tot Facebook ging schoppen.

(Foto dus van Facebook -niet de mijne- ontvreemd)

Edit: Hier volgde dus een foto van het tafereel. Ik werd teruggefloten door iemand die meende dat ik de foto (van een bekende) niet kon plaatsen. Wilde niemand kwetsen met iets onbelangrijks en dus is de foto weg. Als mijn computer Photoshop zou trekken zou ik het gezicht hebben bewerkt, maar de techniek is tegen mij. Ik schreef in de mail aan mijn vriendin:

"ik snap dat je het verkeerd kunt begrijpen, de bedoeling.
het ging me echt om het tafereeltje. dat je zo'n foto van jezelf op facebook plaatst. niet dat het tafereeltje belachelijk is, hoor. maar gewoon, iemand die iets ontzettend dagelijks doet, iets dat andere mensen niet op facebook zouden plaatsen. mensen plaatsen er foto's van hoe mooi ze zijn, coole dingen die ze deden. niet hoe ze half op de bank een broodje eten en een foldertje doorbladeren in het beetje troeperige huis (wie zonder zonden is....haha!). daarbij heb ik geen moment stomme dingen over haar zelf gedacht. ik wilde beschrijven dat het tafereeltje zo herkenbaar is, dat ik alle dingen die er getoond worden 'begrijp'. dat heb ik alleen in nederland, en dat vind ik zo fascinerend.
die kooi op de grond, die treurige plant, de tuinstoelen. ik heb het allemaal zo vaak gezien in nederland dat ik het meteen 'doorzie', het is ver weg en toch vertrouwd. in een nieuw land moet je dingen leren plaatsen. wat voorwerpen of kleding over mensen zeggen ."



09 January 2010

Debuut

Een week. De eerste week van het jaar. Een winterweek. Veel binnen gezeten, net als de rest van Europa. De sneeuwweek. Het komt m'n neus uit, en nu is het ook hier aangekomen. Het pleintje hield op met kletteren en smolt de zachtheid die erop neerdaalde. (Is er iets teleurstellender dan sneeuw die niet blijft liggen?) De wolken waarin de sneeuw kwam bedekken de bergen en geven mij iets van die Hollandse tweedimensionaliteit terug. Oh, een vlaag van nostalgie welt daarbij in mij op. Kijken tot je niet verder kunt zien. Een kennelijke metafoor voor het land. Ik mag die bergen wel, hoor. Kijk uit het raam terwijl ik tik en voel die wildernis. Ik weet wat er rondloopt, daarginds, en dat denkend maakt korte metten met die andere vlaag en maakt me sterk in het hier en nu.

'Wolf', het woord dat anderen niet meer van mij konden verdragen en 'sneeuw' het woord dat ik graag naar volgend jaar zou willen verbannen, als het weer spannend is.
Nog maar eens die wolven van stal halen dan. Ik moest ervoor bijlezen, stilzitten, de bergen inturen, me vermanen, vermannen, inhouden, verbijten.
Maandag belde National Geographic Italië. Woensdag moest ik een artikel af hebben.
Die stress van een heuse deadline, ik vind het prachtig. En maakte nog maar eens kennis met het verloop tot die deadline in mijn hoofd. Eerst: hoofd volproppen met informatie. Zuigen, zuigen, lezen, lezen. Alsmaar meer, teveel, onnodig. Dan: wachten. Komt het nog? Ik probeer het gewoon. Tik wat onsamenhangende onzin en schiet in de stress. Denk aan potentiële lezers, hoor andermans verwachtingen, mag het niet verkloten. Maar het lukt even niet, schrijven. Wanneer dan? Ik pak er nog een boek bij en duik het bed in. Vertrouw mezelf een maar beetje.
En: jahoor. Aan de ontbijttafel schieten de zinnen op het koffiebevlekte blaadje. Snel, opschrijven, ik volg mezelf niet meer! En de dag die voor me uitgestrekt ligt is er om die vodjes mooi bij elkaar te brengen. Aan het einde van de dag ben ik tevreden. Een waar artikel, een kop, een staart, eigen gedachten, korte citaten uit interviews, interessante feiten. Het wordt vertaald en gaat de e-mail in. Bier en pizza buitenshuis en glunderend.

Ach, het is voor het eerst, hè. En het is geen blog. Dus, wat gebeurt er? Een licht geraakte eindredactrice noemt het 'onzin'. Eigen gedachten mogen niet. (Ik volgde slechts het voorbeeld van de 'grote' NGM, wist ik veel. Niemand had mij ook maar iets verteld.) Al het moois wordt geschrapt en ik pleng een traan. Het verminkte artikel moet door mij bewerkt. Ik sputter, ik spartel, maar het moet toch. Nu belanden we in de categorie 'werk'. Voor de centjes. De volgende dag wordt het goedgekeurd. Geen spatje van mezelf vind ik terug. Wat citaten aan elkaar schrijven en met feiten opleuken, kan niet iedereen dat?

Zeuren mag ik niet van mezelf. Het is zo. Wil ik verdienen met schrijven, moet ik doen wat anderen willen. En hoop dat ik wat aanwijzingen krijg, volgende keer. Hopen mag ik wel. Dat ergens plaats is voor moois. Dat ik ergens zelf nog iets kan lezen waarvan ik leer. Dat een 'te moeilijk woord' niet wordt geschrapt maar wordt aangegrepen als kans om iets nieuws te leren. Dat foto's ook mooi kunnen zijn als het subject onscherp is, of door mist verhuld.

Het artikel wordt in februari geplaatst.

29 December 2009

Decemberdagen


In het lome niemandsland tussen het opgloeien voor en tijdens Kerstmis en de keiharde Rutsch in het nieuwe jaar dat leeg voor me ligt uitgestrekt, tussen overdadig gevulde tafels en lege koelkasten, tussen pakjes kopen, uitpakken en ze aan de kant schuiven, komt er lamheid opzetten. Even niet meer leuk hoeven doen en nog niet de kracht hoeven te ballen voor het nieuwe jaar. Alle weerstand even weg.
Dus zit ik vanavond weer voor het haardvuur na een diner van gekookt ei, wat hompen brood en een halve sinaasappel. Terwijl ik eigenlijk was uitgenodigd door vrienden een dorp verderop, waar de goede wijn altijd rijkelijk vloeit en er bijzonder eten op tafel komt. Maar ik weigerde; niet vriendelijk, want ik kon niet zo goed besluiten. Aannemen of afslaan? Wordt het leuk of niet? Ik was een beetje etentjesmoe. En er komt tegenwoordig een hindernis bovendrijven.
Ik weet niet of je, schaarse lezer van deze blog, hebt wat zo sjiek "buitenlandervaring" heet. Mensen scheppen erover op. Het zou verrijken, horizonverbreden, je CV pimpen. Goed en wel, maar ik kamp eventjes met de negatieve kanten ervan. Ik 'doe' het nu voor de tweede keer, me inleven in een nieuwe cultuur en taal en sociale omgang en al dergelijke zaken. De eerste keer fris, expres naief, liet ik het op me af komen. De taal ging aardig na een tijdje en als kroon op deze verrijking kwam de relativerende opmerking van een vreemde: "je spreekt wel goed Nederlands voor een Duitse". Hop, weg daar, biezen gepakt, nieuw land.
Deze keer wist ik het allemaal. Dat ik ontzettend verlegen ben met het leren van een nieuwe taal (waarom heb ik nog steeds niet doorgrond, taalgevoel heb ik heus wel). Dat het járen duurt voor je dingen in overzichtelijke categorieen hebt ondergebracht (loop maar eens een boekwinkel in in het buitenland: wat zijn de goede uitgevers? Welke auteurs worden de hemel ingeprezen maar zijn eigenlijk beschamend slecht? Wat behoort tot het canon? Wat is slechts een eendagsvlieg?) en een eigen infrastructuur hebt opgebouwd (Waar koop je onderbroeken? Hoe kom je van A naar B als je misschien C ook nog wilt aandoen?). Dat het erg lang duurt voor je de media hebt doorgrond (Wat zijn de namen die je moet kennen? Wie is toch die meneer X die telkens weer wordt genoemd? Wie heeft er een respectabele staat van dienst en wie is een schurk?). Dat die rare zinnen die je vrienden soms uitslaan eigenlijk citaten uit films zijn waarmee zij zijn opgegroeid maar jij niet en je een stom figuur slaat als je er op letterlijke wijze op reageert.

Niet makkelijk, hoor, een weg in de wirwar vinden, te moeten leren, categoriseren, onderbrengen, om iets van je omgeving te snappen. En dus geef ik het soms maar op, op deze slappe dagen. Die etentjes, het is allemaal gezellig, en mensen vinden me aardig, maar ik verveel mezelf dood. Mezélf, niet anderen. Koningin van de small talk was ik al nooit - ik observeer liever. Sociale vlinder, nou nee. Ik doe mijn best en het gaat best aardig, in het Nederlands, Engels en ook Duits. Maar etentjes in het Italiaans nekken me.


Italianen houden van etentjes, ze houden ervan nieuwe mensen te betrekken bij hun etentjes en ze houden van zo veel mogelijk monden rond de tafel. Dat betekent dus: als nieuw persoon word je graag uitgenodigd, en des te meer omdat ik mijn naam als dessert-maker intussen heb gemaakt. (Ook trouwens nog nadat ik zelfgemaakte taaitaai had meegebracht. Het brak bijkans tanden, maar de complimenten waren niet van de lucht.) Die monden staan nooit stil, lijkt het. Er zijn altijd meerdere gesprekken aan de gang, van de hak op de tak en met veel onderbrekingen gaat het van gesprek A naar gesprek B en C er nog even tussendoor, dit alles gelardeerd met mondvulling. Met volle mond praten vinden ze echt niet erg. En tussen al die bewegende monden beweegt de mijne alleen om er happen heerlijks in te doen. De oren doen het werk. Proberen uit de kakofonie een hopeloos geheel te maken. Willen gesprekken volgen die geen lijn volgen. Raken de draad kwijt als over de betekenis van een enkel woord wordt nagedacht. En dan nog die wijn, die over alles een lekker ontspannen sausje gooit waardoor de hersenen in ruststand gaan en de gesprekken wat gezoem worden. Dan leun ik achterover en kijk een beetje toe.
Ik doe af en toe wel verlegen pogingen tot gestamel, maar ik kom nooit snel genoeg op gang en voel een zekere meewarigheid in de ogen die me ineens állemaal aankijken. Om zich na drie woordjes van mijn kant weer op de overige gesprekspartners te richten. Niet kwaad bedoeld, hoor. Laatst probeerde ik me in een discussie te mengen. Discussies zijn echt de vijand van de taalverwerver. Je hebt een onderbouwde mening over iets maar mag die met vijf woorden gaan uitleggen. Kan het nog frustrerender? (Ik was ook heel blij toen ik in Duitsland notabene mijn brood ging verdienen met discussieren.)
Ik leun dus achterover en laat de wijn zijn werk doen. Knabbel nog wat aan mijn dessert. Wieg een beetje heen en weer. En dan komt de verveling. En de vragen. Ja, ik kan lief lachen en geinteresseerd kijken, maar wat zouden mensen van me denken als ik eens echt mijn bakkes opentrek en mijn mening geef? Of een monoloog te berde breng die heel saai gevonden wordt?

Ik heb even genoeg geleund voorlopig. Weet dat dit alleen maar gezeur is en ík degene ben die het beter kan maken, door drempels te nemen en lef te hebben. Maar in deze suffe dagen even niet. Te veel gesprekken, teveel wijn, teveel lekkers. Dus zit ik thuis en schrijf met mijn eigen taal, waarin ik alles kan zeggen wat ik wil, deze blog. Lekker, schrijven.

Werd trouwens geheel onverwacht verblijd met dit kerstcadeau. Gaat vast helpen.



11 December 2009

Te veel en te weinig

Het is een dag waarop ik maar wat rondsurf, sollicitaties schrijf, ideeen bedenk en in het algemeen wacht op antwoorden en aanmoedigingen die nogal schaars zijn. Heb gisteren een stuk fictie geschreven - mijn eerste - en ben in mijn nopjes, tevreden, er vol van, kan ik het? (Antwoorden blijven dus nog even uit.)
Op deze dag belt mijn vader. "Je moet je specialiseren", zegt hij. Geloof ik, maar waarin? Voorlopig hanteer ik nog maar even de strategie van de vele pijlen, ook omdat ik dat zelf leuker vind. Ideeen genoeg, en daar begint het, vind ik zelf. "Misschien moet je over Rome schrijven, niet over Abruzzo." Hm. Misschien woon ik niet in Rome en misschien vind ik de dingen die in Abruzzo gebeuren wel interessanter op dit moment. Bovendien word ik een beetje ziek van het gedweep met Rome. Die stad schijnt schrijvers aan te zetten tot dwepen, zwelgen, oude dingen telkens weer van stal halen. Ik moet nog even mijn weg vinden om dat obstakel te kunnen omzeilen. Rome is vast ergens ook jong en doet nieuwe dingen, en ik ben hard op weg om die te ontdekken (over de recente boekenbeurs laat ik me heel binnenkort uit), maar het valt niet mee bovenop gebeurtenissen te zitten als je niet vaak in een stad bent. In de toekomst plan ik meer, en langere bezoeken. Ben laatst weer door Pigneto gestruind en dát bevalt me. Een stuk stad met een meer twintigste eeuwse geschiedenis (google Pigneto en Pasolini), en jonge mensen die erin leven.
"Misschien moet je over kunst gaan schrijven", zegt mijn vader, bekend beeldhouwer. "Je kunt over mijn werk schrijven. Het filosofisch interpreteren." KUNST? Interpreteren? Filosofisch? Wie had het over specialisatie? Ik schreef ooit eens over kunst, galeriebezoek, dit was het resultaat.
Het enige dat er in mijn leven als kunst speelt is: mijn vader is kunstenaar (dit klinkt nog steeds gek na opgegroeid te zijn met een vader die dat lange tijd niet was). Ik heb vijf jaar in Berlijn gewoond waar je om kunst niet heen komt. Die stad leeft ervan en vernissages zijn er een must omdat je je vrienden toch wilt steunen. Een enkel museumbezoek in Rome.
Wat ik ervan denk, van kunst, is nogal rudimentair op dit moment. Eerste mening: ik hou van realisme. Harde foto's, schrijnende video's, goede portretten, dieren in hun eigen omgeving. Met abstractie kan ik niet echt uit de voeten. Tweede, daarop aansluitende mening: ik ben allergisch voor performance art. Heel mijn leven word ik al ietwat triest van toneel, theater, clowns, overdreven acteren. Moeilijk uit te leggen. Performance art heeft mij van triestheid in gruwen gedreven. Krampachtig grenzen opzoeken. Met blauwe yoghurt besmeerd over galerievloeren kruipen, of, de allerlaatste schokkende mode, onder het uiten van Grote Woorden of Moeilijke Muziek jezelf of een ander laten bloeden, toetakelen, met nietjes lichaamsdelen aan elkaar sluiten, het liefst ook nog in bijzijn van je tweejarige zoon. Nee. Nee. Nee. Buiten is het ook mooi en gebeuren er ook spannende dingen, zoals de reactie van buren op galerie-openingen. Kunst van jonge spannende kunstenaars (niet ironisch bedoeld) en performance art schijnen tegenwoordig niet zonder elkaar te kunnen.

Dit bedoel ik. Met dank aan Luisa Lapupazza, en no hard feelings ;)

Dát is hoe ik het ervaar. Hekel aan krampachtigheid, dilettantisme, gewilde gewaagdheid, overdrevenheid, dwepen, zwelgen, jezelf te serieus nemen. Soms ook verwonderd en verrast, daar niet van.

Filosofisch interpreteren van kunst? Moet je dat kunnen als je een studie politieke en sociale filosofie hebt afgerond? Als je nog nooit met esthetiek in de klassieke zin in aanraking bent gekomen om vanzelfsprekende redenen? Als je wel eens een verhaaltje uit je pen schudt waaruit blijkt dat je over dingen na kan denken of ze in een interessant kader kan plaatsen in redelijke bewoordingen? Als je nog aan elke aanmoediging van buitenaf krampachtig vasthoudt en er dagen verguld mee bent? Dan lijkt die opgave iets te gewild, iets te krampachtig. Ik ga me er mee bezig houden. Het lijkt me ook wel wat om als absolute dilettant mijn krampachtige dwepende zwelgende woorden in een kunsttijdschrift te publiceren. Als luis in de pels. En nu mijn vader even terugbellen.